Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 30-06-2011

Duurzame bietenteelt door plaatsspecifiek bekalken

Het doel van het onderzoek was het verbeteren van de duurzaamheid en rentabiliteit van de suikerbietenteelt in Noordoost Nederland door het in kaart brengen van pH-verschillen binnen praktijkpercelen en na te gaan of aan de hand van metingen van gammastraling, of door pH-meting rechtstreeks in de grond, de pH voldoende nauwkeurig plaatsspecifiek vastgesteld kan worden.

Inleiding

Bij de teelt van suikerbieten blijkt de pH van de bodem vaak een belangrijke beperkende factor. Er treedt productiebeperking op als de pH lager is dan 5.0, de optimale pH is 5.5. Zetmeelaardappelen zijn gebaat bij een pH lager dan 5.0, als er sprake is van aardappelmoeheid zelfs nog lager. In een bouwplan met zowel suikerbieten als zetmeelaardappelen is het dus zaak om naar een pH van ca. 5.0 (afhankelijk van het organische stofgehalte) te streven.

Resultaten

Uit het onderzoek, uitgevoerd door HLB in de periode 2006 tot en met 2008 op twaalf praktijkpercelen, is gebleken dat binnen percelen de zuurgraad tot 1.4 pH punten verschilt. Voor een scherpe sturing bij het toedienen van kalkmeststoffen is het dus van belang om de plaatselijke verschillen in pH te kennen en aan de hand daarvan de dosering vast te stellen en met behulp van precisietechnologie te realiseren. In het onderzoek is hiervoor het systeem ‘de Mol’ op basis van radiometrie, uitgevoerd door The Soil Company, toegepast. Er is nagegaan of de op deze manier geschatte pH voor oppervlakken van 20 x 20 m overeenstemmen met de pH zoals die gemeten is volgens de conventionele methode van bemonsteren en laboratorium analyse. Hiervoor zijn de twaalf praktijkpercelen gescand en is aan de hand daarvan een pH kaart opgesteld. Binnen die percelen zijn 24 aansluitende oppervlakken van 20 x 20 meter uitgezet op een deel van het perceel waar aan de hand van de pH kaart een redelijke variatie in pH mag worden verwacht. De pH waarden van deze oppervlakken, volgens de conventionele methode en op basis van de bodemscan, zijn middels een lineaire regressie analyse met elkaar vergeleken.

Op negen van de tien percelen is geen significante relatie gevonden tussen conventionele pH bepaling en die van de bodem scan ‘de Mol’. Eén perceel heeft een significante relatie met een overschrijdingskans van tien procent, maar deze relatie is negatief; hoe hoger de pH gebaseerd op een bodemscan, des te lager de conventioneel gemeten pH.

Conclusie

De conclusie op basis van het HLB onderzoek is dat het schatten van de pH op basis van het meten van ‘de Mol’ geen zin heeft. Tegelijkertijd tonen de metingen volgens de conventionele methode wel aan dat er behoorlijke variatie binnen percelen optreed en dat het wel degelijk zin heeft te zoeken naar een betrouwbare methode om de pH in kaart te brengen.