Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-11-2007

Doseringsverlaging op basis van loof- en knolresistentie tegen Phytophthora infestans in aardappel

Aardappelrassen beschikken over een zekere mate van gevoeligheid voor Phytophthora. Deze gevoeligheid is rasafhankelijk en wordt weergegeven in een resistentiecijfer. Een aardappelras dat volledig ongevoelig is voor Phytophthora is er nog niet. Om te voorkomen dat er aantasting door Phytophthora ontstaat, wordt het gewas afhankelijk van teelt en seizoen tot 15 keer gespoten. Een mogelijkheid om het middelengebruik omlaag te krijgen is een bestrijdingsstrategie te ontwikkelen waarbij de gevoeligheid van het ras gebruikt wordt bij de beheersing van de aardappelziekte. Bij zo'n strategie zou een ras dat weinig gevoelig is voor Phytophthora met een lagere dosering net zo goed beschermd kunnen worden als een gevoelig ras met een hoge dosering van een bepaald middel.

Uit het 5-jarig onderzoek dat is uitgevoerd door PPO blijkt dat veel rassen met een aangepaste dosering kunnen worden gespoten zonder dat het risico van aantasting hoger wordt.

Onderzoek

Het onderzoek binnen dit project heeft zicht in de eerste drie jaren toegespitst op de bescherming van het loof. De twee jaren daarna lag de nadruk op de knolbescherming.

Afbeelding 1. Overzichtsfoto van het proefveld met de rassen.

Loof

Voorafgaand aan het proefseizoen is een selectie van rassen gemaakt (tabel 1).

Tabel 1. Lijst van getoetste aardappelrassen en aanvullende gegevens zoals vroegheid en loofresistentie.
RasVroegheidloofresistentie
Seresta57
Karnico2,58
Mercator38
Karakter46 (was 7)*
Starga35,5 (was 7)
Aveka57
Kartel3,58
Biogold67 (was 8)
Innovator78
Spunta75
Desiree5,55
Monalisa7,54
Kondor6,54,5
Diamant5,56
Agata6,54
Felsina73,5 (was 5,5)
Premiere8,52,5
Mondial4,54,5
Bintje6,53
Agria55,5
Asterix55
Lady Rosetta6,53
Nicola5,54,5
Sante6,54,5
Santana65 (was 4,5)
Frieslander73,5
Remarka56,5
Ostara83,5
Aziza57,5
Pimpernel3,58
Menco4,59
Kantara47
Katinka2,56,5
Festien38

*: Tussen haakjes staat het resistentiecijfer zoals deze bij aanvang van het onderzoek in 2002 vastgesteld was.

Knol

Voor het onderzoek waar gekeken werd naar de bescherming van de knol is een keuze gemaakt uit de rassen in tabel 1. De keuze is gemaakt op basis van loof- en knolresistentie. Een overzicht van de gebruikte rassen is weergegeven in figuur 1.

Figuur 1. Indeling van de aardappelrassen in loof- en knolresistentie klassen.

Resultaten

Loof

Op basis van de resultaten van proeven in 2002 en 2004 zijn de adviesdoseringen per ras berekend, zoals deze zouden gelden bij omstandigheden zoals deze gedurende de proeven heersten (hoge ziektedruk in de loofgroeifase). Deze berekende adviesdoseringen staan weergegeven in Tabel 2.

Tabel 2. Indeling van de aardappelrassen naar de berekende adviesdosering Shirlan (L ha-1) voor bescherming van het loof in de loofgroeifase.
Klasse 1: 0,1Klasse 2: 0,2*Klasse 3: 0,3*Klasse 4: 0,4*
Aziza (7,5)***Diamant (6)Felsina (3,5)Agata (4)
Biogold (7)Kondor (4,5)Agria (5,5)Asterix (5)
Festien** (8)Karnico (8)Karakter (7)Bintje (3)
Innovator (8)Katinka** (6,5)Sante (4,5)Frieslander (3,5)
Kantara** (7)****Seresta (7)Premiere (2,5)Monalisa (4)
Kartel (8)Aveka** (2)Santana (4,5)Mondial (4,5)
Menco** (9)Pimpernel (8)Starga (5,5)Nicola (4,5)
Mercator (8)Ostara (3,5)Spunta (5)
Mercury** (9)Remarka (6,5)Lady Rosetta (3)
Desiree (5)

*: Bij een lage ziektedruk kan de dosering verlaagd worden met maximaal 0,1 L/ha
**: Resultaten op basis van 1 jaar onderzoek
***: Tussen haakjes het resistentiecijfer voor het loof.

In het algemeen kan men stellen dat de rassen met een hoog resistentiecijfer in Klasse 1 staan en met een laag resistentiecijfer in klasse 4. Rassen die hier enigszins vanaf wijken zijn Kantara (7) in klasse 1, Kondor (4,5) in klasse 2 en het ras Karakter (7) in klasse 3. De rassen Kantara en Kondor hebben een relatief laag resistentiecijfer in vergelijk met de klasse waarin ze zijn ingedeeld. Het ras Karakter heeft relatief een hoog resistentiecijfer in vergelijk met de klasse waarin ze is ingedeeld. Het verschil in resistentieniveau wordt geïllustreerd aan de hand van afbeelding 2.

Afbeelding 2. Aantasting van het onbespoten loof bij het ras Biogold (links) en Agria (rechts) in 2002.

Knol

In 2005 ontwikkelde de epidemie zich razendsnel en viel er ook veel natuurlijke neerslag. De hoeveelheid knolaantasting was dan ook aanzienlijk (tot bijna 40%). In 2006 ontwikkelde de epidemie zich minder snel en was de hoeveelheid knolaantasting aanzienlijk minder (tot 20%).
De resultaten van de beschreven proeven zijn gebruikt om een adviesdosering per ras te berekenen voor de voor de bescherming van het loof in de knolgroeifase.
Bij een aantal rassen is verlaging van de dosering mogelijk tijdens de loofgroeifase (tabel 2). Voor een aantal van deze rassen is eenzelfde reductie van de dosering mogelijk tijdens de knolgroeifase (tabel 3). Echter, voor rassen die vrij gevoelig zijn voor aantasting van de knol is een verlaging van de dosering in de knolgroeifase niet of beperkt mogelijk. Er zijn enkele rassen waarbij in de loofgroeifase een (beperkte) doseringsverlaging mogelijk is, maar waarbij dat in de knolgroeifase niet mogelijk is. Het gaat hierbij om de rassen Felsina, Kantara, Karakter, Ostara en Starga. Bij deze rassen geeft een verlaging van de dosering tijdens de knolgroeifase een te hoog risico op knolaantasting bij hoge ziektedruk.

Tabel 3. Indeling van de aardappelrassen naar de berekende adviesdosering Shirlan (L ha-1) voor bescherming van het loof in de knolgroeifase.
Klasse 1: 0,1Klasse 2: 0,2*Klasse 3: 0,3*Klasse 4: 0,4*
Festien (8/9)**Seresta (7/8)Agria (5,5/7,5)Asterix (5/8,5)
Kartel (8/6,5)Remarka (6,5/9)Bintje (3/4,5)
Menco (9/7,5)Mondial (4,5/6)
Felsina (3,5/5,5)***
Kantara (7/6)
Karakter (7/5)
Ostara (3,5/8)
Starga (5,5/4,5)

*: Bij een lage ziektedruk kan de dosering verlaagd worden met maximaal 25% van de genoemde dosering; dus voor klasse 4 met 0.1 L/ha, maar voor klasse 2 maar met 0.05 L/ha
**: resistentiecijfer loof en knol
***: Bij cursief weergegeven rassen is doseringsverlaging tijdens het eerste deel van het groeiseizoen wel mogelijk (tabel 2)

Belangrijkste resultaten

  • De proeven zijn uitgevoerd bij hoge ziektedruk. In de praktijk zal een dergelijk hoge ziektedruk minder vaak voorkomen, omdat gewassen over het algemeen adequaat beschermd worden tegen aantasting door P. infestans.
  • Het toepassen van aangepaste doseringen Shirlan is mogelijk bij rassen met een hoger resistentieniveau. Hiervoor geldt net als in de dagelijkse praktijk dat voor een kritieke periode een bespuiting dient te worden uitgevoerd, als het gewas niet meer beschermd is.
  • Het resistentiecijfer tegen Phytophthora in het loof en knol moet gebaseerd zijn op toetsing met Phytophthora-stammen die tegenwoordig in de praktijk te vinden zijn.
  • Voor verlaging van de dosering in de loofgroeifase zijn meer mogelijkheden dan verlaging in de 2e helft van het seizoen. Verlaging tijdens de knolvullingsfase is gemiddeld genomen mogelijk bij een resistentiecijfer voor loof en knol van 7 of meer.
  • Het onderzoek naar verlaging van de dosering is uitgevoerd met het product Shirlan. De mogelijkheden voor doseringsverlaging met andere fungiciden dienen nog onderzocht te worden (start 2007).