Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 01-07-2006

Demonstratie van de pootgoedkwaliteit van praktijkmonsters in Agrobiokon

De kwaliteit van TBM-pootgoed is van grote invloed op het uitbetalingsgewicht en dus op het rendement van de zetmeelaardappelteelt. Om inzicht te krijgen in welke kwaliteitskenmerken vooral van invloed zijn op de opbrengst, is in het kader van het Agrobiokon 3-project een proef/demoveld aangelegd met verschillende partijen pootgoed van de rassen Seresta en Mercator afkomstig van een representatieve groep zetmeelaardappeltelers.

Het grootste deel van het pootgoed was visueel van ruim voldoende tot goede kwaliteit. Opvallende zaken waren o.a. kieming, deels rotte knollen als gevolg van zowel droog- als natrot, versleten uitgedroogde poters en een onregelmatige en soms zeer fijne sortering.
De verschillen in uitbetalingsgewicht tussen de partijen kon afhankelijk van het ras verklaard worden het bewaarsysteem, de behandeling tegen bewaarziekten, het wel/niet omstorten, het percentage virus, de algemene indruk van de partij en de index voor zilverschurft en Rhizoctonia.

Dit is een product van Agrobiokon

Onderzoek

De in totaal 100 monsters zijn verzameld door de buitendienstmedewerkers van Agrifirm en er is getracht om een zo breed mogelijke variatie in kwaliteit te verzamelen. Per bedrijf werden gelijk 4 monsters gemaakt: é én monster om te beoordelen, twee monsters om uit te poten en één monster voor het uitvoeren van een kiemtoets. Alle monsters zijn op 30 maart op de PPO-locatie 't Kompas te Valthermond verzameld.
Van alle monsters zijn verschillende kenmerken van de bewaarmethoden verzameld, zoals:

  • het bewaarsysteem en de wijze van temperatuur beheersing en de wijze van drogen;
  • of er een bewaarziektenbehandeling is uitgevoerd en met welk middel;
  • of een Rhizoctonia-behandeling is uitgevoerd of dat dit nog ging gebeuren;
  • het wel/niet omstorten van de partij.

Aan het pootgoed zijn verschillende kenmerken vastgesteld of gemeten, zoals:

  • het OWG;
  • het aantal knollen per 5 kg, als maat voor sortering;
  • het aantal kiemen per knol en het kiemgewicht bij ontvangst en na het uitvoeren van een kiemtoets;
  • het percentage rot door Fusarium en natrot;
  • de index voor schurft, zilverschurft en Rhizoctonia;
  • de beschadigings-index;
  • de algemene indruk van de partij pootaardappelen en een waardering van de fysiologische ouderdom van de partij pootaardappelen, beiden uitgedrukt in een rapportcijfer;
  • kiemtoets. Na 30 dagen in het donker te zijn geplaatst wordt per monster het aantal kiemen geteld en het kiemgewicht gewogen als maat voor de groeikracht.

De monsters voor het uitpoten zijn direct bij ontvangst in de koelcel geplaatst bij 3 °C. De aardappelen zijn op 5 mei handmatig uitgepoot. Kort voor het poten is, als de teler dit ook van plan was om te doen, een moncereenbehandeling met behulp van mafexapparatuur uitgevoerd. Alle partijen zijn over de rollenband geweest om het effect van een pootmachine op kiembreuk enigszins na te bootsen.

Resultaten

  • Het grootste deel van het pootgoed was visueel van ruim voldoende tot goede kwaliteit. Opvallende zaken waren o.a. kieming, deels rotte knollen als gevolg van zowel droog- als natrot, versleten uitgedroogde poters en een onregelmatige en soms zeer fijne sortering;
  • Partijen pootgoed bewaard in kiembakjes waren duidelijk meer gekiemd dan de aardappelen bewaard in de andere bewaarsystemen. Pootaardappelen gedroogd of bewaard bij natuurlijke trek en ruimteventilatie waren iets meer gekiemd dan pootaardappelen uit de mechanische koeling en bij ventilatiesystemen met een zuigwand. Bij de kiemtoets werd het hoogste kiemgewicht gemeten bij partijen uit de mechanische koeling en de partijen die behandeld waren met Talent. De met Talent behandelde partijen waren bij ontvangst van de monsters duidelijk het minst ver uitgelopen.
  • Er kwam relatief veel (rooi)beschadiging voor. Rooibeschadiging heeft een negatieve invloed, zoals een versnelde fysiologische veroudering, het optreden van rot, etc.
  • De bezetting van de knollen met sclerotiën van Rhizoctonia was zeer laag. Geen enkele partij had een Rhizoctonia-index boven 10.
  • Het percentage knollen aangetast door Fusarium was eveneens laag, maar uitschieters van 8% aantasting kwamen voor.
Afbeelding 1. Pootaardappel met duidelijk zichtbaar wit schimmelpluis als gevolg van Fusarium.

  • Alle partijen waren bij ontvangst in maart aangetast door zilverschurft, maar een duidelijke invloed op de opkomst kon niet worden vastgesteld.
  • Het gemiddelde knolgewicht vertoonde een grote variatie van 34-91 gram bij Mercator en van 37-98 gram bij Seresta.
  • De totale periode van opkomst duurde maar liefst 26 dagen, van 17 mei tot 11 juni. Op 19 mei waren de eerste verschillen in opkomst al zichtbaar. Partijen met een lage score voor fysiologie (over het algemeen lange kiemen) kwamen als eerste op, doordat niet alle kiemen waren afgebroken tijdens het rollen op de rollenband of tijdens het poten.
  • Het aantal stengels per plant was gemiddeld relatief hoog. Bij Mercator had 66% van de partijen 7-8 stengels per plant. Bij Seresta had 73% van de partijen 7-9 stengels per plant. Het aantal stengels/m2 voldeed ruimschoots aan de voor zetmeelaardappelen gestelde norm als gevolg van het grote aantal stengels/plant. Een bewaarziektebehandeling resulteerde in gemiddeld 0,3 stengels/m2 extra en het gebruik van Talent resulteerde in gemiddeld 8,3 stengels/m2 extra.
  • Het percentage bacterieziekten in het veld was bijzonder laag.
  • Het percentage virusziekten was eveneens laag, met een incidentele uitschieter bij het ras Seresta naar 24% zieke planten in het veld. Een toename van 1% virusziek resulteerde in een afname van gemiddeld 0,59 ton uitbetalingsgewicht.
  • Bij het ras Mercator zat het uitbetalingsgewicht van de verschillende bewaarsystemen op een vergelijkbaar niveau. De opgetreden verschillen in uitbetalingsgewicht konden voor 46% verklaard worden door andere oorzaken dan de wijze van bewaren, zoals behandeling tegen bewaarziekten, het OWG, het percentage virus en de algemene indruk van de partij.
  • Bij het ras Seresta was er wel een effect van de verschillende bewaarsystemen op het uitbetalingsgewicht. Het verschil in uitbetalingsgewicht kan voor slechts 27 % verklaard worden door de wijze van bewaren, in volgorde van stijgend uitbetalingsgewicht: houten kisten, celbewaring, kiembakjes, kuilbewaring en gaaskisten. Andere oorzaken dan de wijze van bewaren, zoals het wel/niet omstorten, het percentage virus, de zilverschurft-index en de Rhizoctonia-index waren eveneens bepalend voor het uitbetalingsgewicht.
Afbeelding 2. Geschilde partij Seresta uit een met buitenlucht geventileerde celbewaring die in het voorjaar is overgestort in big bags. Partij-indruk 2, Beschadigingsindex 44.

Afbeelding 3. Zelfde partij Seresta uit een met buitenlucht geventileerde celbewaring die in het voorjaar is overgestort in big bags. Partij-indruk 2, Beschadigingsindex 44.

Conclusies

Voor de teelt van TBM-pootgoed betekent dit dat:

  • rooibeschadiging zo veel mogelijk moet worden voorkomen. Naast aandacht voor het rooien van een afgehard product is extra aandacht nodig voor afstelling en bekleding van machines voor oogst en transport;
  • vroegtijdige kieming tijdens de bewaring, met als gevolg versnelde fysiologische veroudering, moet worden voorkomen. Omstorten resulteert in verspreiding van ziekten;
  • mechanische koeling of het gebruik van Talent voor vitale poters in het voorjaar zorgt;
  • extra alertheid gewenst is voor verspreiding van Y-virus;
  • behandeling tegen bewaarziekten moet worden overwogen;
  • gestreefd moet worden naar een meer uniforme grove sortering van het pootgoed. Vooral de pootafstand bij de pootgoedteelt verdient dan ook nog de nodige aandacht.