Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 23-09-2014

Bronnen van Aardappelvirus Y

Gedurende het groeiseizoen 2011, tussen begin april en eind augustus, heeft Plant Research International, samen met PPO-AGV, onderzoek uitgevoerd naar de mogelijke bronnen van besmettingen met het aardappelvirus Y (PVY) in aardappelen. Er is vooral gekeken naar de rol van bladluizen als belangrijkste overbrengers (‘vectoren’) van PVY en naar mogelijke bronnen van het virus in andere planten (met name onkruiden).

In het onderzoek zijn, met behulp van gele vangbakken en speciaal gebouwde fuiken, bladluizen gevangen in aardappelvelden in Wageningen en Lelystad. De gevangen bladluizen zijn op soort gesorteerd en geteld. Hierbij is vooral gekeken naar die tien soorten, die als de belangrijkste vectoren van het aardappelvirus Y worden beschouwd. Ook is, met behulp van een speciaal voor dit onderzoek ontwikkelde toetsmethode, per bladluis bepaald of die PVY bij zich droeg.
Daarnaast zijn diverse veel voorkomende soorten onkruiden onderzocht op een mogelijke infectie met aardappelvirus Y.

Uit dit onderzoek kwamen een aantal opmerkelijke resultaten naar voren;

Fuiken vangen meer bladluizen dan gele vangbakken
In 2011 werden tussen begin april en eind augustus in Wageningen en Lelystad in totaal 4086 bladluizen gevangen. Opvallend hierbij was dat er in de fuiken aanzienlijk meer bladluizen werden gevangen (2662) dan in de bekende gele vangbakken (1424). Ook behoorde maar een klein deel (18%) van alle gevangen bladluizen tot de tien soorten die belangrijk worden gevonden voor de overdracht van PVY. Van de overige bladluizen (82%) is niet bepaald tot welke andere soort ze behoren en of ze PVY kunnen overdragen. In de bladluisvangsten van de NAK behoorde in 2011 ongeveer 45% van de gevangen bladluizen tot de tien belangrijkste soorten.
Van de in totaal 723 bladluizen die tot de 10 belangrijke soorten behoren, werd 72% gevangen in de fuiken, terwijl maar 28% in de gele vangbakken was terechtgekomen.
Op basis van deze cijfers lijkt het er dus sterk op dat met behulp van de fuiken meer bladluizen gevangen worden dan in de gele vangbakken.

De vogelkersluis wordt relatief veel gevangen
Als we wat beter kijken naar de groep van 723 gevangen bladluizen, welke voor PVY overdracht belangrijk zijn, vallen ook daar een aantal zaken op.
Van de groene perzikluis (Myzus persicea: Mp), die algemeen als de belangrijkste vector van PVY wordt beschouwd, werden van begin april tot eind augustus slechts 35 exemplaren gevangen. Twaalf daarvan werden gevangen in de fuiken, 17 in de gele vangbakken.
Bijna alle andere belangrijke bladluissoorten zaten qua aantallen dicht bij de groene perzikluis in de buurt. Alleen Rhopalosiphum padi (Rp), de vogelkersluis, was een duidelijke uitzondering. Van deze bladluis werden maar liefst 495 exemplaren gevangen. Dat is 68 % van de 723 en 12% van alle 4086 gevangen bladluizen. Rp is ook de soort die al vroeg in het voorjaar vliegt en duidelijk beter gevangen wordt in de fuiken dan in de gele vangbakken; 404 Rp in de fuiken tegenover 91 Rp in de gele vangbakken.

Veel bladluizen dragen PVY bij zich
Binnen het onderzoek is ook een methode ontwikkeld om voor elke bladluis apart te bepalen of die PVY bij zich draagt.
Van de 35 gevangen Mp zijn er dertien getoetst op PVY; vijf exemplaren waren positief voor PVY, acht exemplaren negatief. Van Rp zijn 152 exemplaren getoetst op aanwezigheid van PVY; 42 hiervan waren positief (27.6%) en 110 waren negatief (72.4%). Van de acht andere belangrijke bladluissoorten bleek gemiddeld ook ongeveer 30% PVY bij zich te dragen.
De fuiken en vangbakken waren niet in, maar juist buiten aan de westrand van geisoleerd liggende aardappelpercelen geplaatst. Het is waarschijnlijk dat hierdoor juist de bladluizen die van buiten de percelen kwamen werden gevangen. Uit het onderzoek bleek ook een aanzienlijk deel van gevangen bladluizen PVY bij zich te dragen. Dit wijst erop dat veel bladluizen dit virus waarschijnlijk hadden opgenomen uit planten buiten het perceel. Dit wordt ondersteund door de waarneming dat er al PVY-positieve bladluizen gevangen werden voordat het aardappelgewas boven stond.

PVY ook aangetroffen in onkruiden
Vanwege de bovenstaande vondsten is ook onderzocht of PVY in veel voorkomende onkruiden op en rond de aardappelpercelen voorkwam. Uit ELISA testen van meer dan 22 onkruidsoorten bleek inderdaad dat een aantal van deze soorten, waaronder de meerjarige paardenbloem, eenjarige kruiskruidachtigen en melganzevoet, geïnfecteerd was met PVY. In hoeverre deze en andere onkruiden een rol spelen in de verspreiding van PVY is nog niet bekend, maar het lijkt waarschijnlijk dat onkruiden een grotere rol spelen in de verspreiding van PVY dan tot nu toe werd aangenomen.

Ter afsluiting
Uit dit onderzoek blijkt dat de vangstmethode in belangrijke mate bepaalt hoeveel bladluizen gevangen worden. Uit vervolgonderzoek zal moeten blijken of fuiken inderdaad een beter beeld geven van de daadwerkelijk vliegende aantallen van de verschillende bladluissoorten.
Een opmerkelijk hoog percentage van alle onderzochte bladluizen bleek, ook al vroeg in het teeltseizoen, PVY bij zich te dragen. Het is nog niet bekend of de bladluizen zo vroeg in het teeltseizoen PVY over kunnen brengen en indien dit wel mogelijk is, wat de efficiëntie daar dan van is. Duidelijk is wel dat bladluizen al vroeg in het seizoen PVY uit planten kunnen opnemen. Om te bepalen of de met PVY besmette onkruidsoorten hierin een rol spelen, zal verder onderzoek noodzakelijk zijn.