Publicatie datum: 15-09-2005
Botrytis in aardappelen
Naar aanleiding van een vraag uit de praktijk is nagegaan in welke mate Botrytis een probleem is in aardappelen en wat er aan gedaan kan worden.
Als eerste is de literatuur geraadpleegd. Er is met name gezocht naar de bestrijdingsmogelijkheden. Vervolgens is er in de praktijk gezocht naar percelen met aardappelen waar problemen met Bortytris waren. Tevens is gekeken of er verschil in resistentie was tussen rassen. Geconcludeerd mag worden dat de ziekte zich vooral aan het einde van het seizoen laat zien, waardoor deze weinig invloed op de opbrengst heeft. Extra gevoelige rassen zijn niet vastgesteld. Er zijn in Nederland geen middelen toegelaten ter bestrijding van deze schimmelziekte in aardappelen.
Inleiding
Naar aanleiding van een vraag uit de praktijk is nagegaan in welke mate Botrytis een probleem is in aardappelen en wat er aan gedaan kan worden.
De schimmel Botrytis cinerea komt wereldwijd voor, heeft een brede waardplantreeks en kan in sommige gewassen veel schade aanrichten. Bij aardappelen wordt Botrytis in het algemeen niet als een belangrijke bedreiging voor de opbrengst gezien. Van de ziekte wordt aangenomen dat deze vooral te vinden is in gewassen die minder vitaal zijn geworden. Dit kan zijn omdat het loof is aangetast door agressievere schimmels, zoals Phytophthora, of verzwakt is als gevolg van veroudering, vochtgebrek of lichtgebrek. In 2003 is gezocht naar percelen met Botrytisproblemen maar deze zijn toen niet gevonden. Dit kwam waarschijnlijk door het droge zonnige weer dat jaar, waardoor schimmels weinig kans kregen. In 2004 kwam wel een melding over Botrytis binnen, maar dit bleek Alternaria te zijn. Ook is een aantal afstervende percelen in het gebied waar de vraag vandaan kwam, Noord-Limburg, bezocht. Hier werd in beperkte mate Botrytis aangetroffen. Vaker echter vonden we Alternaria in plaats van Botrytis. In een rassenproef van PPO-AGV te Vredepeel kwam ook Botrytis voor, maar te onregelmatig om zinvolle uitspraken over rasverschillen te kunnen doen.
De ziekte
De schimmel Botrytis cinerea of "grauwe schimmel" komt algemeen voor en kan een groot aantal gewassen aantasten. Als regel worden bloemdelen of afstervende of beschadigde plantendelen het eerst aangetast. Vanuit deze verzwakte weefsels worden vervolgens gezonde delen geïnfecteerd. Bij erwten en bonen vormen zo de afgevallen bloemblaadjes onder vochtige omstandigheden een ideale voedingsbodem voor Botrytis. De eerste schimmelsporen worden via de lucht aangevoerd. Na infectie worden bij aardappel de eerste bladvlekken vaak op de lagere bladeren gevonden. Ze groeien wigvormig uit, vanuit de bladpunt, langs de bladnerf, begrensd door de grotere nerven (afbeelding 1, 2 en 3).
Op de aantasting kan zich onder vochtige omstandigheden een donkergekleurd schimmelpluis ontwikkelen met daarop heel veel sporen. Op aangetaste stengels kunnen zwarte overlevingsstructuren gevormd worden. Deze sclerotia kunnen tot enkele centimeters lang worden en zijn stevig verbonden met de stengel (afbeelding 4 en 5). Sclerotia komen met aangetaste gewasresten in de bodem terecht en vormen daar een bron van bron van (geslachtelijke of ongeslachtelijke) sporen in volgende teeltseizoenen. Onder vochtige, warme weersomstandigheden breidt de aantasting zich snel uit. Kenmerkend voor de schimmel is dus de aanwezigheid van donkergrijs schimmelpluis onder vochtige omstandigheden. Aangetaste stengels worden hol en papierachtig wit.
Vergelijking symptomen
Oppervlakkig kunnen de lesies op het blad op die van Phytophthora lijken. Maar Phytophthoralesies zijn niet wigvormig en komen niet vaak alleen op oudere plantendelen voor. Ook is het schimmelweefsel van Phytophthora duidelijk lichter van kleur dan dat van Botrytis. Bij Botrytis gaat de lesie vaak over van groen naar geel naar bruin. Bij Phytophthora komt de gele overgang niet voor. Het groene weefsel rondom de lesie wordt waterig en sterft direct af.
Alternaria wijkt duidelijk af van Botrytis. De lesies bestaan uit ronde bruinzwarte vlekken, waarin vaak concentrische ringen te zien zijn. De lesies zitten zowel bovenin als meer onderin het gewas (afbeelding 6). Ze beginnen vaak als vlekjes van 1 à 2 mm in diameter. Het weefsel rond de lesies vergeelt vaak. Alternaria komt vaker laat in het seizoen voor, net als Botrytis.Alternaria wordt meestal veroorzaakt door Alternaria solani, een schimmel die vrij argressief is. Naast Alternaria solani komt ook Alternaria alternata voor die ongeveer dezelfde symptomen geeft, maar meer als een zwakte-parasiet wordt beschouwd. Een zwakteparasiet is een schimmel die planten aantast die al verzwakt zijn door veroudering, virusinfectie of stress. Alternaria wordt de laatste jaren meer waargenomen, waarschijnlijk omdat voor Phytophthorabestrijding steeds minder breedwerkende middelen worden gebruikt.
Sclerotinia wijkt ook duidelijk af van Botrytis. Het tast evenals Botrytis vele gewassen aan. Het komt vroeger in het seizoen in het gewas voor en komt via bladoksels en wonden, vaak pas gebroken of beschadigde stengels, binnen (afbeelding 7). Aangetaste stengeldelen worden waterig en sterven af. In de stengels kunnen zich overlevingsstructuren van de schimmel, de zogenaamde rattenkeutels, ontwikkelen. Daarom wordt Sclerotinia ook wel de rattenkeutelziekte genoemd. Deze rustlichamen komen in de grond terecht en van daaruit ontstaan onder vochtige omstandigheden kleine bruine paddestoeltjes die sporen uitstoten die door de wind kunnen worden verspreid. Komen deze sporen op beschadigde loofdelen terecht dan ontstaan aantastingen. De betreffende stengels gaan dood en in het groene gewas zijn dan verspreid vergelende en afstervende stengels te zien. De afgestorven stengels zijn vaak wit gekleurd net als bij Botrytis. De toegelaten bestrijdingsmiddelen tegen Sclerotinia werken ook tegen Botrytis. Net als bij Alternaria en Botrytis worden soms ook aangetaste knollen waargenomen. Bestrijding van Sclerotinia kan in de meeste gevallen in aardappelen niet uit.
Schade
In aardappelen worden regelmatig aangetaste bladeren gevonden, vooral na een natte periode aan het eind van het seizoen. De schade wordt meestal marginaal geacht, maar soms lijkt de aantasting wat agressiever. In bijvoorbeeld aardbeien, erwten en bonen kan de schade wel groot zijn.
De bestrijding
Loof
Er zijn in Nederland geen middelen toegelaten tegen Botrytis in het loof en de knollen van aardappelen. Waarschijnlijk wordt het onvoldoende als probleem ervaren om de kostbare toelatingsprocedure te doorlopen. In aardbei is Botrytis cinerea, de grauwe schimmel, wel een groot probleem. Het veroorzaakt vruchtrot. Hiertegen waren vroeger middelen als Ronilan en Rovral toegelaten. In aardappelen waren deze middelen toegelaten tegen Sclerotinia. Van Rovral is de toelating tegen Sclerotinia inmiddels ingetrokken en van Ronilan bestaat nog een 'van rechtswege' toelating waarvan de duur bepaald wordt door besluitvorming in de EU. Botrytis is een schimmel die gemakkelijk resistentie ontwikkelt, daarom wordt in aardbei aangeraden deze middelen, die beide tot dezelfde groep behoren, af te wisselen met andere toegelaten middelen. In aardappelen wordt tegen Sclerotinia geadviseerd om op probleempercelen bij het sluiten van het gewas, als paddestoeltjes zichtbaar zijn, één bespuiting uit te voeren.
Knollen
Een heel enkele keer wordt Botrytis in knollen waargenomen (afbeelding 8). Ook hiervoor zijn in Nederland geen middelen toegelaten. In Canada (1994) bleek uit onderzoek dat een enkele bespuiting over het loof met metalaxyl-mancozeb begin augustus de rot-ontwikkeling beperkte. Hierbij werden de knollen (de oogst van het behandelde gewas) na 1, 3 en 5 maanden bewaring kunstmatig met schimmelsporen besmet.
Conclusie
Botrytis is in de loop van de zomer in veel aardappelpercelen waar te nemen, maar kan nauwelijks als een bedreiging voor de opbrengst van aardappelen worden gezien. Extra gevoelige rassen zijn niet vastgesteld. Er zijn in Nederland geen middelen toegelaten ter bestrijding van deze schimmelziekte in aardappelen.