Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-05-2007

BOS valse meeldauw en bladvlekkenziekte uien

De laatste jaren moet er tegen valse meeldauw en bladvlekkenziekte in zaaiuien veelvuldig gespoten worden vanwege een vaak hoge ziektedruk. Vermoedelijk zijn systemisch geïnfecteerde plantuien in tweedejaars plantuien een belangrijke bron van valse meeldauw. Het is dus belangrijk om de vroege bronnen te bestrijden/voorkómen om de start van de epidemie uit stellen.

In de periode 2003 -2006 is onderzoek uitgevoerd waarin de bestrijding van valse meeldauw werd vergeleken in zaaiuien en in eerstejaars plantuien. Tevens werd gekeken of de in de praktijk heersende veronderstelling, dat aantasting in eerstejaars plantuien met het BOS niet altijd goed onder controle gehouden kan worden, juist was.

Gebleken is dat een goede bestrijding vroeg in het seizoen moet beginnen en dat het gewasklimaat van eerstejaars plantuien onder de proefomstandigheden nauwelijks anders is dan in zaaiuien.

Inleiding

De laatste jaren moet er tegen valse meeldauw en bladvlekkenziekte in zaaiuien veelvuldig gespoten worden vanwege een vaak hoge ziektedruk. Vermoedelijk zijn systemisch geïnfecteerde plantuien (bij teelt eerstejaars is bolletje besmet) in de tweedejaars teelt een belangrijke bron. Een goede bestrijding in de kleine teelten zal de infectiedruk in zaaiuien aanzienlijk kunnen verminderen.

Bij aanvang van het project ontbrak een goede bestrijdingstrategie vanwege de beperking op het gebruik van maneb en mancozeb en het niet toegelaten zijn van het (beperkt) curatief werkende fungicide Acrobat. Het is dan des te belangrijker dat opbouw van de ziekte in kleine teelten voorkomen wordt om de druk in tweedejaars plantuien en zaaiuien te verminderen.

Met name in eerstejaars plantuien en zilveruien is onvoldoende bekend wanneer er gespoten moet worden. Een niet-effectieve bestrijding geeft kans op latent ziek plantgoed en daarmee vroeg in het seizoen van de tweedejaars teelt een begin van de ziekten. De inzet van fungiciden in eerstejaars plantuien en zilveruien is hoog.

In de praktijk heerst de veronderstelling dat het spuiten op, het vooral door het PPO voor Nederlandse omstandigheden aangepaste Beslissings-Ondersteunend waarschuwingsSysteem DOWNCAST voor valse meeldauw en BOTCAST voor bladvlekkenziekte een verhoogd risico op aantasting geven in kleine uien. Er is dus onderzoek nodig om na te gaan of deze veronderstelling uit de praktijk juist is. Daarnaast is onderzoek nodig om de ontwikkeling van valse meeldauw en bladvlekkenziekte in kleine uien (eerstejaars plantuien of zilveruien) beter te begrijpen. De infectiekansen in deze teelten kunnen zodoende beter berekend worden, waarna het aangepaste systeem onder praktijkomstandigheden gevalideerd moet worden.

Afbeelding 1. Aantasting van ui door valse meeldauw.

Onderzoek

In 2003 en 2004 is een veldproef uitgevoerd waarin de bestrijding van valse meeldauw werd vergeleken in zaaiuien en in eerstejaars plantuien. Beide gewassen werden gespoten volgens een standaard spuitschema en een spuitschema op basis van de adviezen van het BeslissingsOndersteunend Systeem van Opticrop. In onbehandelde veldjes werd gekeken wanneer de eerste infectie zichtbaar werd. Hieruit is afgeleid wanneer de chemische bestrijding moet beginnen. Het gewasklimaat werd in beide gewassen gemeten en vergeleken (afbeelding 2).

In 2005 en 2006 werd er geen vergelijking tussen de gewassen zaaiui en eerstejaars plantuien gemaakt. In deze jaren werden alleen proeven aangelegd in eerste jaars plantuien. In deze preoven werden de bespuitingen uitgevoerd volgens een standaard en het BeslissingsOndersteunend Systeem van Opticrop. Tevens werd er gespoten volgens een experimentele versie van het programma een volgens het standaard programma met aangepaste (spuit)drempels voor bladvlekkenziekte.

Afbeelding 2. Het meten van het gewasklimaat in eerstejaars plantuien en zaaiuien.

Resultaten en Conclusies

Gewasklimaat

Ondanks de veel dichtere stand van de kleine uien werd er met de gebruikte meetapparatuur weinig verschillen in gewasklimaat, wat betreft temperatuur, relatieve luchtvochtigheid en bladnat gemeten. Hiermee lijkt niet te kunnen worden verklaard waarom infectie volgens de praktijk in kleine ui vaker optreedt dan in zaaiui. Het klimaat in de gewasrij wijkt waarschijnlijk af van het klimaat tussen de gewasrijen. Bij kleine uien met een dichtere stand zal dat waarschijnlijk sterker het geval zijn dan bij zaaiuien. Mogelijk dat dit aspect kan verklaren dat kleine ui gemakkelijker geïnfecteerd kan worden door valse meeldauw dan zaaiuien. Daarnaast verschilt de fysiologie van beide gewassen van elkaar, waardoor mogelijk infectie van valse meeldauw makkelijker kan optreden in kleine ui dan in zaaiui. Een andere verklaring zou kunnen liggen in de effectiviteit van de bespuitingen. Mogelijk dat in kleine uien, vanwege de dichte stand, de bedekking van het fungicide minder is waardoor de bescherming van het gewas geringer is dan in zaaiui.

2003-2004

Uit de ontstane aantastingen in onbehandelde veldjes kon afgeleid worden dat de eerste infecties van de uien in beide jaren al plaatsvonden in het tweebladstadium. Door het BOS werden deze infecties goed voorspeld. In 2003 werd op de te behandelen veldjes te laat begonnen met gewasbespuitingen. Daardoor was het moeilijk om de aantasting onder controle te krijgen. Ondanks de uitgevoerde bespuitingen bleef aanvankelijk de mate van aantasting even sterk toenemen als bij onbehandeld. Bij zaaiuien werd de aantasting iets eerder onder controle gebracht dan bij kleine uien en op een lager aantastingniveau. Het is dus zeer belangrijk om met bespuitingen op tijd te beginnen. In dit jaar werd aangetoond dat de aantasting leidde tot geïnfecteerde uitjes die in 2005 al vroeg in het voorjaar systemisch aangetaste planten gaven en zo een bron voor het nieuwe perceel en de omgeving kunnen zijn.

In 2004 werd wel op tijd begonnen en kon de aantasting lange tijd goed onder controle gehouden worden. Pas later in het seizoen met een hoge ziektedruk vanuit onbehandelde veldjes ging de aantasting ondanks de bespuitingen sterk omhoog.

Figuur 1. Ziekteverloop bij eerstejaars plantuien en zaaiuien en tijdstip eerste bespuiting in 2004.

2005-2006

Valse meeldauw werd in de proeven niet of nauwelijks waargenomen in 2005 en 2006. In 2006 werd op beide locaties wel valse meeldauw in de omgeving waargenomen. Ondanks dat de BOS-en wel een waarschuwing afgaven heeft dit niet geleid tot aantasting in het veld.

Infectie van zaaiuien en kleine uien vindt dus waarschijnlijk vanuit de omgeving plaats. In de proefjaren was de sterkte van de bron (ziektedruk) in de omgeving onbekend. Waarschijnlijk was de bronsterkte vrij gering. De eerste bespuiting voor valse meeldauw zou mogelijk afhankelijk gesteld kunnen worden van ziektedruk in de regio. Gedetailleerde informatie over sporenvluchten in relatie tot weersomstandigheden kan mogelijk bijdragen aan het beter voorspellen wanneer besmetting van een perceel van buitenaf kan optreden.

Het BOS-standaard gaf gemiddeld over beide locaties in 2005 en 2006 iets meer kritische omstandigheden af dan BOS-experimenteel. De lager berekende kritische kansen in BOS-experimeneel leidde echter niet of nauwelijks tot een afname van het aantal bespuitingen in 2005 en 2006. Wel werd er op advies van beide BOS-en vijf tot zeven keer minder gespoten per seizoen dan in de gangbare praktijk. Valse meeldauw trad alleen op in Lelystad in 2005 tegen het eind van het seizoen. Het is daarmee lastig om aan te geven in hoeverre BOS-experimenteel een verbetering is ten opzichte van BOS-standaard. In 2003 was er wel sprake van valse meeldauw, zowel in kleine ui als in zaaiui. Met een bespuiting minder in zaaiui volgens BOS-experimenteel in vergelijking met BOS-standaard werd dezelfde mate van bescherming verkregen. In kleine uien was het aantal bespuitingen en de mate van bescherming volgens beide BOS-en even groot. Tussen de beide BOS-en kon geen onderscheid worden gemaakt.

Bladvlekkenziekte trad sterk op in 2005 en opbrengst verschillen tussen de objecten werden dan ook gevonden. In 2005 werd de ontwikkeling van de epidemie sterk geremd wanneer er werd gespoten volgens het BOS-verlaagde drempels. In 2006 was de aantasting door bladvlekkenziekte beperkt. BOS-lage drempel gaf in één proef een verbetering ten opzicht van BOS-standaard als het gaat om de bestrijding van bladvlekkenziekte. In de andere gevallen waren beide systemen vergelijkbaar. Mogelijk dat onder wat zwaardere ziektedruk betere resultaten geboekt kunnen worden in de bestrijding van bladvlekkenziekte bij toepassing van BOS-lage-drempel dan met de BOS en volgens de standaard praktijk.