Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-04-2002

Blinde-zadenziekte in graszaad

Via literatuurstudie is de stand van zaken rond de blinde-zadenziekte in graszaad opgemaakt. Deze studie kan dienen als ondersteunende informatie bij het onderzoeksbeleid aangaande de blinde-zadenziekte in graszaad.

Inleiding

De blinde-zadenziekte wordt veroorzaakt door de schimmel Gloeotinia temulenta. Deze schimmel tast uitsluitend de bloem en het zaad van vatbare soorten aan. In Nederland kan deze ziekte optreden in Italiaans en Westerwolds raaigras, alsmede in vroegbloeiende selecties van Engels raaigras.
De voornaamste schade is de lagere kiemkracht van de zaden en een lager duizendkorrelgewicht. Daarnaast kunnen geïnfecteerde zaden die op het veld achterblijven een inoculumbron zijn in meerjarige graszaadteelten.
De laatste jaren komt in Nederland de blinde-zadenziekte weer meer voor. Sinds 1970 is er in Nederland nagenoeg geen onderzoek uitgevoerd naar deze ziekte. Mede hierdoor zijn de bestrijdingsmogelijkheden niet goed bekend.

Aantasting en ziektebeeld

De veroorzaker van de blinde-zadenziekte is Gloeotinia temulenta (Prill. & Del.) Wilson, Noble en Gray en behoort tot de klasse der Ascomyceten en wordt ingedeeld bij de familie van de Sclerotiniaceae ( Boels-Diebels, 1971; Alderman, 1994). Deze schimmel wordt in de literatuur ook wel aangeduid met Gloeotinia granigena (Quelet) Schumacher.

Infectie van de bloempjes door G. temulenta kan in het veld op twee manieren plaatsvinden, namelijk primair uit het geïnfecteerd zaaizaad of secundair uit geïnfecteerde grasbloempjes. Geïnfecteerde zaden kunnen in het veld vaak geen kiemplant meer vormen, maar vormen wel kleine bruine paddenstoeltjes, de apotheciën. Ascosporen uit deze apotheciën kunnen de grasbloempjes infecteren. De geïnfecteerde grasbloempjes kunnen licht roze slijm afzetten, waarin sporen zitten die op hun beurt weer ander grasbloempjes kunnen infecteren.

Na de oogst is aan geïnfecteerd zaad uitwendig nagenoeg niets te zien, maar wanneer de kafjes verwijderd zijn blijkt dat het uiteindelijke zaad, al naar de ernst van de infectie, in meer of mindere mate verschrompeld en donkerder van kleur te zijn dan gezond zaad (Boels-Diebels, 1971; Alderman 1992). Het wijkt af door een lager duizendkorrelgewicht (DKG) en een lagere kiemkracht.
Bij de infectie speelt de secundaire infectie een grotere rol dan de primaire infectie door de ascosporen. Als tijdens de bloei de weersomstandigheden koel en vochtig zijn, is de kans op infectie groter dan bij droog en warm weer doordat de infectieomstandigheden goed zijn en schimmelactiviteit hoog blijft en de bloeitijd langer is.

Discussie

Schade door de blinde-zadenziekte komt vooral voor in “2e jaars percelen” doordat de zwaar aangetaste zaden uit het eerste teeltjaar op het land achterblijven en zo een inoculumbron zijn voor de 2e teelt. Het afraden van deze teelwijze zou een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het beheersen van de blindezadenziekte. Mocht dit geen reële optie zijn, dan zal men de kans op blinde-zadenziekte kunnen verkleinen door er voor te zorgen dat er zo min mogelijk geïnfecteerde zaden achterblijven op het veld. Een methode kan zijn na de graszaadoogst zaden op te zuigen.
Het opvangen van kaf zou ook perspectief kunnen bieden.
Een andere mogelijkheid om deze zaden te vernietigen is het gebruik van hitte d.m.v. branders. Onderzoek zou moeten uitwijzen of deze methode afdoende, praktisch uitvoerbaar en economisch rendabel is.
Mogelijkheden om licht aangetaste zaden uit een partij te verwijderen door middel van bijvoorbeeld schonen met lucht, bleken niet toereikend, omdat licht aangetaste zaden in gewicht nauwelijks afwijken van gezonde zaden.
Een thermische behandeling van het zaad bleek uit onderzoek wel een goede bestrijding te geven. Onderzoek zou moeten uitwijzen of deze bestrijdingsmethode in de praktijk, met grote partijen, effectief en haalbaar is.
Wat tevens een bestrijding gaf was het lang (20-24 maanden) bewaren van het zaad. In deze periode sterft de schimmel af. Dit zou voor kleine specifieke partijen een goede bestrijdingsmogelijkheid kunnen zijn. Echter, voor grote partijen zal dit waarschijnlijk een (te) kostbare aangelegenheid zijn.
Op lange termijn kan de veredeling ook een optie zijn om blinde-zadenziekte te bestrijden.

Uit onderzoek bleek dat bij gebruik van stikstof de blinde-zadenziekte afneemt. Dit zou komen doordat het natuurlijke afweermechanisme van de plant toeneemt. In de Nederlandse teelt wordt het gebruik van stikstof al toegepast. Stikstofgiften, afhankelijk van de bodemvoorraad en soort gras, van 150 kg N/ha worden wel geadviseerd. Hierdoor wordt deze preventieve maatregel al veelvuldig toegepast.
Chemische bestrijding van de blinde-zadenziekte bleek op basis van de literatuur onvoldoende te zijn. Zaaizaadbehandeling was vaak onvoldoende en gaf bovendien een verlaging van de kiemkracht. Bij de bestrijding van de apotheciën in het veld (grondbehandeling) zijn er wel enkele fungiciden die een goede bestrijding gaven, maar deze werden in het onderzoek met zeer grote hoeveelheden water toegepast.
Toepassen van fungiciden als een volveldbespuiting waren wisselend. Bespuitingen om het gewas te beschermen bleken onvoldoende te zijn.

Mogelijke aanknopingspunten voor bestrijding zijn:

  • Opzuigen van zaad na de oogst, opvangen van kaf en geïnfecteerde zaden;
  • (ver)branden van oogstresten;
  • thermische behandeling van het zaad;
  • lang bewaren van het zaad;
  • screening (nieuwe) fungiciden voor zaaizaadbehandeling en gewasbespuiting;
  • veredeling.

Op basis van de geraadpleegde literatuur zou op korte en middellange termijn een thermische behandeling van het zaad en de screening van (nieuwe) fungiciden kunnen leiden tot goede bestrijdingsmogelijkheden. Op langer termijn kan de veredeling ook een (grote) bijdrage leveren aan het beheersen van de blinde-zadenziekte.