Publicatie datum: 15-11-2006
Biologische effectiviteit van emissiereducerende spuittechnieken bij de bestrijding van schimmelziekten in ui
Zolang er nog geen resistente uienrassen op de markt zijn, kunnen valse meeldauw en bladvlekkenziekte alleen bestreden worden met regelmatig toegepaste fungicide-bespuitingen. Om de emissie van deze middelen naar het milieu zo klein mogelijk te houden, zijn diverse driftreducerende spuittechnieken getoetst in zaaiuien. Van belang is dat beide schimmelziekten onder controle gehouden worden, om zodoende oogstderving te voorkomen.
Driftreducerende spuittechnieken en doppen, hulpstoffen en wisseling van rijrichting kunnen bijdragen aan een betere depositie en verdeling van de middelen. Inzet van driftreducerende spuitregimes hoeft niet ten koste te gaan van de effectiviteit.
Onderzoek
In de jaren 2002 tot en met 2005 zijn veldproeven uitgevoerd in zaaiui. Hoofdzaak was om valse meeldauw onder controle te houden. Daarom zijn de fungiciden Acrobat DF, Mancozeb, Shirlan Flow en Kenbyo /Daconil vlb. ingezet. Deze middelen hebben over het algemeen slechts een nevenwerking tegen bladvlekkenziekte. De fungiciden zijn toegepast met de emissie beperkende spuitdoppen AI110.03, TD 110.02 DF, DG 110.03 en ter vergelijking de standaarddop XR 110.03. In combinatie met de spuitdoppen zijn de mogelijkheden van luchtondersteuning en de hulpstoffen Zipper, Modex en Magic Sticker onderzocht. Ook het effect van de rijrichting is onderzocht. In het laatste jaar is tevens de spuittechniek sleepdoek meegenomen. Om het effect van de diverse spuitstrategieën met elkaar te kunnen vergelijken, zijn de bespuitingen uitgevoerd met de frequentie van één keer per week. Alle veldproeven hadden een onbehandeld object om het ziekteverloop te registreren.
Resultaten en discussie
De ziektedruk en het niveau van aantasting door valse meeldauw en/of bladvlekkenziekte varieerde in de loop der jaren, wat een goed beeld gaf van de mogelijkheden van de diverse spuitstrategieën. Verder was zeer bepalend welke fungiciden ingezet werden.
In de eerste jaren waren alleen zwakke fungiciden beschikbaar, bij een vroeg invallende ziektedruk van valse meeldauw. Het effect van de driftarme doppen was dan net iets minder dan de standaard XR-dop. Dit effect is niet altijd terug te vinden in de opbrengstgegevens. Het aanhouden van dezelfde rijrichting geeft een beter resultaat dan het afwisselen van de rijrichting. De uitvloeier Zipper kan het effect van de fungiciden versterken. Het effect op de bladvlekkenziekte was van gelijke strekking, zoals onderstaande grafiek visueel weergeeft.
Alleen de TD-dop is significant zwaarder aangetast dan de beide XR-objecten. Er is wel een tendens zichtbaar, die er op wijst dat de XR-doppen de beste bestrijding geven en dat steeds dezelfde richting rijden bij het spuiten iets beter werkt, dan het alternerend heen en weer rijden. Wel moet in gedachten gehouden worden dat er gespoten is met mancozeb, een middel dat slechts een nevenwerking heeft op Botrytis squamosa.
Conclusies
- Bij lage ziektedruk of laat invallende ziekte gaat bij zowel sterke als zwakke fungiciden het inzetten van driftarme spuittechnieken niet ten koste van de effectiviteit.
- Bij hoge ziektedruk of vroeg invallende ziekte gaat bij zwakkere fungiciden het gebruik van driftarme technieken wel ten koste van de effectiviteit.
- Het aanhouden van dezelfde rijrichting bij de bespuitingen geeft een beter beschermingseffect dan het om en om heen of terug rijden.
- Het toevoegen van de uitvloeier Zipper versterkt soms het beschermende effect van de fungiciden.
- Het effect van een hulpstof met gecombineerd uitvloeier/sticker is wisselvallig en behoeft nog verder onderzoek.