Publicatie datum: 15-03-2003
Biologisch uitgangsmateriaal: knelpunteninventarisatie in vermeerdering, opkweek en teelt
In het kader van het LNV-onderzoeksprogramma “Gezond en vitaal uitgangsmateriaal voor biologische en andere vormen van duurzame landbouw” is een onderzoek gedaan naar de knelpunten bij de vermeerdering, opkweek en gebruik van biologisch uitgangsmateriaal. Hiervoor is een enquête gehouden onder een groep biologische akkerbouwers en vollegrondsgroentetelers en is een aantal interviews gehouden bij vermeerderaars en kwekers van biologisch uitgangsmateriaal, aanvullend op een eerdere inventarisatie bij veredelingsfirma’s.
Uit de resultaten van de enquête en de interviews blijkt dat slechts voor enkele gewassen de invoering van de EU-verordening in 2004 weinig problemen op zal leveren. Voor veel gewassen blijkt het rassenassortiment erg beperkt en/of voldoen de beschikbare biologisch vermeerde rassen niet aan de wensen van de telers. De telers geven dit aan als de belangrijkste redenen voor het gebruik van gangbaar vermeerderd niet-ontsmet uitgangsmateriaal. Slechts voor de gewassen waar de telers weinig hebben aan te merken op de kwaliteit van het biologisch vermeerderd uitgangsmateriaal lijkt 2004 realistisch. De geloofwaardigheid van de biologische sector is in het geding wanneer de invoering van de verordening opnieuw wordt uitgesteld, maar het is de vraag of dit opweegt tegen de genoemde negatieve gevolgen van de verordening voor veel biologische teelten.
Opzet
Een enquête onder biologische telers moest knelpunten aan het licht brengen met betrekking tot de beschikbaarheid en het gebruik van biologisch uitgangsmateriaal. Aanvullend werden interviews gehouden met een aantal plantenkwekers en vermeerderaars om de problematiek van de vermeerdering en opkweek van biologisch uitgangsmateriaal in kaart te brengen. Bovendien was dit een goede gelegenheid om te inventariseren op welke punten de telers zelf graag verder onderzoek zouden willen zien. De mening van de biologische boeren en de geïnterviewden en de door hen ondervonden problemen kunnen mede aansturing geven aan de prioriteiten in het onderzoek.
Resultaten
Het blijkt dat een zeer klein deel van de telers (10%) in 2001 uitsluitend gebruik maakte van biologisch uitgangsmateriaal. In 56% van alle teelten bij de geënquêteerde telers werd biologisch uitgangsmateriaal gebruikt. Ook uit de interviews blijkt dat met name voor vollegrondsgroenten, inclusief prei, weinig biologisch uitgangsmateriaal wordt gebruikt (gemiddeld 35%, 5% voor prei). Voor de grote akkerbouwgewassen (aardappelen, granen) is dit beeld anders; hier wordt grotendeels biologisch uitgangsmateriaal gebruikt.
Het beperkte rassenassortiment, de raseigenschappen en de prijs van biologisch uitgangsmateriaal worden als redenen genoemd voor het gebruik van gangbaar niet-ontsmet uitgangsmateriaal. De kwaliteit van biologisch uitgangsmateriaal is minder naar tevredenheid van telers dan de kwaliteit van gangbaar niet-ontsmet materiaal. Besmetting met ziekten en plagen wordt vaak genoemd, naast opkomstproblemen en lage uniformiteit. Dit wordt voor sommige teelten bevestigd door de interviews: pootgoed is vaak besmet met Rhizoctonia en zilverschurft (Bioselect) en aardbeienplanten zijn vaak weinig groeikrachtig (PPO), maar plantmateriaal voor prei en andere vollegrondsgroenten voldoet volgens de producenten aan de wensen van de klant (Grow Bioplant en Keizers).
Tijdens de opkweek en vermeerdering treedt een aantal problemen op die de kweker/vermeerderaar voor specifieke vragen stelt. Bioselect zoekt naar oplossingen voor de overdracht van rhizoctonia en zilverschurft via pootgoed naar consumptieaardappelen; Grow Bioplant zoekt naar mogelijkheden om meeldauw in kool te voorkomen en mineervlieg effectief te bestrijden; Grow Bioplant en Keizers experimenteren al sinds enkele jaren met de bemestingsstrategie; Keizers en PPO hebben te maken met onkruidproblematiek, waardoor de arbeidsinzet sterk kan oplopen.
Ten aanzien van mogelijke invoering van de EU-verordening 2092/91 in 2004, waarbij voor 100% biologisch uitgangsmateriaal gebruikt moet worden, worden enkele belangrijke uitspraken gedaan in de interviews. Verder uitstel van de verordening komt de geloofwaardigheid van de sector niet ten goede. Voor de gewassen waar al veel biologisch uitgangsmateriaal gebruikt wordt, zijn weinig praktische problemen te verwachten bij volledig gebruik van biologisch uitgangsmateriaal. Echter, met name voor de groentegewassen ligt dit anders, volgens de interviews met Grow Bioplant en Keizers: De huidige biologische rassen hebben dermate ongewenste raseigenschappen (lage productie, hoge ziektegevoeligheid) dat de teelt economisch niet meer rendabel zal zijn bij gebruik van deze rassen. Telers zullen naar verwachting van de geïnterviewden stoppen met deze teelt of omschakelen naar gangbaar. Dit komt de biologische sector ook niet ten goede.
De prioriteiten van telers liggen bij de ontwikkeling van nieuwe rassen, die voldoende productie moeten hebben en voldoende resistent moeten zijn tegen diverse ziekten en plagen. Behalve voor aardappelen wordt dit gesteund door de interviews. Deze geven echter ook aan dat de ontwikkeling van nieuwe rassen een lange periode nodig heeft, zodat niet realistisch is om binnen een paar jaar nieuwe rassen te verwachten. Daarnaast is er ook weinig animo bij veredelingsbedrijven te verwachten als het marktaandeel voor biologische rassen klein blijft.
Onderzoek naar gewasbeschermings- en teelttechnische problemen staat hoog op de prioriteitenlijst van de kwekers en veredelaars. Oplossing van deze problemen vergroot de beschikbaarheid van voldoende en kwalitatief hoogwaardig biologisch uitgangsmateriaal.
Conclusies
De resultaten van de enquête en de interviews overziende blijkt dat slechts voor enkele gewassen de invoering van de EU-verordening in 2004 weinig problemen op zal leveren. Voor veel gewassen blijkt het rassenassortiment erg beperkt en/of voldoen de beschikbare biologisch vermeerde rassen niet aan de wensen van de telers. De telers geven dit aan als de belangrijkste redenen voor het gebruik van gangbaar vermeerderd niet-ontsmet uitgangsmateriaal. Slechts voor de gewassen waar de telers weinig hebben aan te merken op de kwaliteit van het biologisch vermeerderd uitgangsmateriaal lijkt 2004 realistisch. De geloofwaardigheid van de biologische sector is in het geding wanneer de invoering van de verordening opnieuw wordt uitgesteld, maar het is de vraag of dit opweegt tegen de genoemde negatieve gevolgen van de verordening voor veel biologische teelten.