Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 01-07-2003

Bestrijding van valse meeldauw en bladvlekkenziekte in zaaiui

Wat te doen om valse meeldauw in ui te bestrijden?

  • Spuit preventief met een standaard spleetdop met 200 l/ha;
  • Voeg een uitvloeier, zoals Zipper, toe;
  • Als toch gespoten wordt of moet worden met een driftreducerende dop, altijd een uitvloeier toevoegen.

Inleiding

De laatste twee jaar heeft de bestrijding van valse meeldauw veroorzaakt door de schimmel Peronospora destructor veel aandacht gevraagd. De ziektedruk was hoog en de beschikbaarheid van middelen zeer chaotisch. Naast valse meeldauw kwam ook de bladvlekkenziekte veroorzaakt door Botrytis squamosa voor. PPO heeft de afgelopen jaren onderzocht of de werking van de diverse middelen wordt beïnvloed door het type dop waarmee wordt gespoten. Als opbrengst als maat van de effectiviteit van de bespuitingen wordt genomen komt de driftreducerende dop er in alle gevallen lager uit in vergelijking met de standaard spleetdop. Afhankelijk van het middel kan het toevoegen van een uitvloeier zoals Zipper het negatieve effect van de driftarme dop (gedeeltelijk) opheffen.

Voor de bestrijding van valse meeldauw en de bladvlekkenziekte is de inzet van fungiciden onontbeerlijk. Voor een gerichte inzet zijn beslissingsondersteunende systemen beschikbaar. Aan de hand van weersgegevens adviseren deze systemen of er gespoten moet worden of niet. Zonder fungiciden kan het echter niet. Rondom de beschikbaarheid van met name middelen die valse meeldauw bestrijden is veel te doen geweest. Toen halverwege het seizoen 2002 de problemen onbeheersbaar werden, zijn na veel commotie mancozeb en metalaxyl weer (tijdelijk) toegelaten. Dit jaar is mancozeb met de nodige beperkingen wel weer het hele seizoen beschikbaar. Het middel mag maximaal vier keer worden toegepast. Bovendien is de bespuiting langs watergangen alleen toegestaan met 90% driftreducerende doppen. Als met luchtondersteuning wordt gespoten mag de teeltvrijezone 1 meter zijn. Als er zonder luchtondersteuning wordt gespoten moet de teeltvrijezone 5 meter zijn! Over dit laatste is nog volop discussie omdat deze bepaling in de periode dat de uien gezaaid werden nog niet bekend was.

Afbeelding. Valse meeldauw in uien.

Driftreducerende doppen

Er zijn voldoende meetgegevens bekend die laten zien dat driftreducerende doppen minder drift geven. Veel minder is echter bekend over de werking van middelen die met driftreducerende doppen worden verspoten. In aardappelen zijn er inmiddels voldoende ervaringen die laten zien dat met de driftreducerende doppen Phytophthora goed kan worden bestreden. De structuur van een uiengewas is echter zo anders dan aardappel dat PPO naast aardappel ook in ui naar de effecten van de driftreducerende doppen heeft gekeken. Om schimmels goed te kunnen bestrijden moeten de spuitdruppels netjes verdeeld op het uienblad terechtkomen. Met het rechtopstaande uienblad is dat met de standaard doppen al niet optimaal. De rijrichting met de spuit is bij iedere bespuiting meestal gelijk waardoor de achterzijde van het uienblad slechter bedekt wordt dan de voorkant. Dit effect zou kunnen worden opgeheven als er per bespuiting gewisseld wordt van rijrichting, maar in de praktijk doet bijna niemand dat (meer).

Proefopzet en resultaten

Om de effectiviteit van de driftreducerende dop te vergelijken met de standaard spleetdop zijn in een aantal veldproeven verschillende spuitstrategieën met elkaar vergeleken. Er werd gespoten met 200 l/ha met een standaard spleetdop (TeeJet XR 110.03) en een 75-90% driftreducerende dop (TeeJet AI 110.03). Er zijn spuitstrategieën gespoten op basis van contactmiddelen (Shirlan, Daconil M, mancozeb) én op basis van het strobilurine Kenbyo. Om resistentie te voorkomen mag Kenbyo maximaal 3x per seizoen worden toegepast; in de Kenbyo-strategie werd dan ook afgewisseld met contactmiddelen. Om na te gaan of een uitvloeier positief uitwerkte is Zipper toegevoegd.
Van 1999-2002 zijn vier veldproeven uitgevoerd in Lelystad. Iedere proef heeft zijn eigen verhaal, soms kwam de ziekte erg laat, soms erg onregelmatig, dan waren bepaalde middelen weer niet toegelaten. Daarom kiezen we ervoor om het gemiddelde van de vier proeven te laten zien (Tabel 1). Wat opvalt is dat met alle spuitstrategieën een duidelijke maar niet volledige bestrijding van de schimmelziekten is bereikt, die heeft geresulteerd in een meeropbrengst van 10-25%.

Tabel 1. Gemiddelde resultaten 1999-2002 van veldproeven in zaaiui. De resultaten zijn weergegeven als een percentage ten opzichte van onbehandeld.
Dop Middel Uitvloeier Botrytis Valse meeldauw Opbrengst
Onbehandeld100100100 1
XR 100.03ContactGeen5423112
Zipper3521119
KenbyoGeen2468116
Zipper117125
AI 110.03ContactGeen6241110
Zipper4540111
KenbyoGeen4936115
Zipper227121

1 : Gemiddeld opbrengst in onbehandeld 1999-2002 was 65,9 ton/ha uien (> 40 mm)

Bestrijding bladvlekkenziekte

De bestrijding met de standaard spleetdop is bij vergelijkbare spuitstrategieën altijd beter dan met de driftreducerende dop. Het lijkt er op dat de grovere druppels gemaakt met de driftreducerende dop een zodanig slechte verdeling op het uienblad geven dat de werking van middelen hierdoor wordt verminderd. De spuitschema’s met Kenbyo zijn effectiever dan schema’s waarin alleen contactmiddelen zijn opgenomen. Dit bevestigt de goede werking van Kenbyo op Botrytis. De toevoeging van de uitvloeier Zipper geeft in alle gevallen, dus zowel bij de standaard dop als de driftreducerende dop, een verbetering van de werking op Botrytis te zien.

Bestrijding valse meeldauw

De bestrijding met de contactmiddelen wordt slechter als er met een driftreducerende dop wordt gespoten. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat in de beide jaren die in dit gemiddelde meetellen, als contactmiddel Shirlan is ingezet. Toch lijkt dit gegeven niet goed te passen bij de eis dat mancozeb langs watergangen alleen met 90% driftreducerende doppen mag worden gespoten. Door toevoegen van Zipper is het negatieve effect nog wel iets te compenseren maar zelfs dan wordt het effect van bespuitingen met de standaard spleetdop niet gehaald. De schema’s met Kenbyo waaraan Zipper is toegevoegd hebben het goed gedaan. De proef die in dit gemiddelde resultaat het zwaarst heeft meegewogen was die in 2002 waarin Kenbyo is afgewisseld met Daconil. De goede resultaten zijn dus niet alleen te danken aan Kenbyo maar ook aan Daconil. De versterking van de werking door toevoeging van Zipper is opmerkelijk.

2.3. Opbrengst

De opbrengst in de strategieën die gespoten zijn met de standaard spleetdop is bij vergelijkbare spuitstrategieën altijd beter dan met de driftreducerende dop. Deze effecten kunnen het ene jaar veroorzaakt zijn door bestrijding van Botrytis, het andere jaar door bestrijding van valse meeldauw en ook een combinatie is mogelijk. Ook is mogelijk dat er “Greening” effect van Kenbyo meespeelt dat de opbrengst, onafhankelijk van de ziektebestrijding, positief beïnvloedt. Bij de opbrengst is weer de positieve werking van het toevoegen van de Zipper zichtbaar.

Conclusies

Voor de bestrijding van schimmelziekten in zaaiui geven bespuitingen met de standaard spleetdoppen nog altijd de beste ziektebestrijding. De verdeling van de spuitdruppeltjes in zaaiui is zelfs met deze standaard dop nog niet optimaal waardoor een toevoeging van een uitvloeier zoals Zipper een betere verdeling over het uienblad en daardoor een betere bestrijding en opbrengst tot gevolg heeft. Als in het kader van het Lozingenbesluit toch met driftreducerende doppen moet worden gespoten verdient het aanbeveling om altijd een uitvloeier zoals Zipper toe te voegen. In 2003 vindt verder onderzoek plaats om driftreducerende spuitmethoden te vinden die geen negatieve invloed op de werking van middelen hebben.