Publicatie datum: 15-11-2006
Bestrijding van slakken in graszaad
Slakken kunnen bij najaarszaai van graszaadgewassen flinke schade aanrichten. Vooral tussen zaai en het drie-bladstadium is het graszaad erg gevoelig voor slakkenschade. Bij grote slakkenactiviteit kan toepassen van slakkenkorrels onvoldoende zijn, ook als ze meermalen worden toegepast. Resultaat is een holle stand, met veel kans voor onkruiden. In tegenstelling tot behandeling met slakkenkorrels is een zaadbehandeling met een molluscicide altijd daar waar het zijn werk moet doen.
Doelstelling van het onderzoek was om een zaaizaadbehandeling te vinden die een vergelijkbare of betere bestrijding van slakken gaf dan de huidige behandelingsmethode met slakkenkorrels. Dit onderzoek haakte aan bij onderzoek naar [INVALID URL].
Uit het onderzoek zijn een paar middelen naar voren gekomen die een vergelijkbaar bestrijdingseffect gaven als drie behandelingen met slakkenkorrels.
Onderzoek
Er werden in het najaar van 2005 twee veldproeven aangelegd. In deze veldproeven werden twee middelen in drie en één dosering(en) als zaadbehandeling vergeleken met onbehandeld zaad en twee behandelingen met metaldehyde slakkenkorrels (Caragoal Gr).
De proeven werden uitgevoerd met Engels raaigras, ras Kabota. De middelen worden onder code vermeld, omdat ze geen toelating hebben als zaadbehandeling tegen slakken. In de proef is beoordeeld op opkomst, aantasting en stand van het gewas. Aanvullend werd een potproef uitgevoerd met gelijke behandelingen op diploïd en tetraploïd Engels raaigras. Doel was om eventuele verschillen in gevoeligheid voor de middelen of effectiviteit aan te tonen. In de proef werden twee middelen elk in drie doseringen beproefd.
Resultaten en conclusies
2004
De omstandigheden bij zaai waren goed; door een droog voorjaar en een droge zomer was de bodemstructuur fijn. De hoeveelheid aantasting was mede hierdoor lange tijd laag. Pas aan het einde van de winterperiode begon de aantasting toe te nemen, wat resulteerde in flinke standverschillen in het voorjaar.
Het resultaat van drie behandelingen met slakkenkorrels was relatief goed. Deze behandeling resulteerde in een hoger standcijfer en een betere grondbedekking dan het onbehandeld zaad.
Van de getoetste middelen resulteerden middel B, middel E en middel F in een goed resultaat. Geen van deze toepassingen gaf fytotoxiciteit en allemaal resulteerden ze in hogere standcijfers dan het onbehandeld zaad. Middel E en middel F gaven daarnaast een betere grondbedekking.
2005
De omstandigheden waren zeer gunstig voor slakken; de grond lag grof en was de hele proefperiode vochtig tot nat. Van de zaadbehandelingen gaven alleen behandelingen met middel A in de doseringen 300, 400 en 600 ml per kg zaad en middel G in de dosering 40 g per kg zaad een betere opkomst dan onbehandeld. Wel gaven de twee hoogste doseringen middel A enige opkomstvertraging. Zaadbehandelingen met middel A in alle drie doseringen, middel E in de dosering 206 g per kg zaad en middel H in de dosering 240 ml per kg zaad gaven een lager percentage aangetaste planten dan het onbehandeld zaad.
In de veldproef resulteerden vóór de winterperiode zaadbehandelingen met 800 ml middel A en 320 ml middel F in meer opkomst en minder aantasting dan het onbehandeld zaad. Ook 160 ml middel F per kg zaad had datzelfde effect aanvankelijk, maar later was dit effect verdwenen. Twee behandelingen met Caragoal Gr gaven eveneens meer planten per m² dan het onbehandeld zaad en een lager percentage aangetaste planten.
Tijdens en na de winter gaf toepassing van 320 ml middel F per kg zaad meer planten per m² en een beter stand van het gewas dan het onbehandeld zaad. Dit resultaat was gelijk aan dat van twee behandelingen met Caragoal Gr slakkenkorrels.
2006
Er werd met zaaien gewacht tot er gunstige omstandigheden voor slakken waren. Alle geteste zaadbehandelingen gaven minimaal een gelijke opkomst als twee behandelingen met slakkenkorrels. Na de winter resulteerden de hoogste dosering middel A en middel F in betrouwbaar hoger cijfer voor gewasontwikkeling dan twee keer strooien van slakkenkorrels. Ook was eind april het percentage grondbedekking een derde hoger dan bij gebruik van slakkenkorrels. Uit de potproef met de vergelijking tussen diploïd en tetraploïd graszaad bleek, dat er vrijwel geen verschillen waren tussen beide graszaadsoorten. De fytotoxiciteit lag voor beide soorten op hetzelfde niveau, en ook wat betreft de werking tegen slakken werden slechts kleine verschillen gevonden.