Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-03-2003

Bestrijding van ritnaalden in aardappelen

De ritnaald of koperworm, larve van de kniptor, is een polyfaag insect. Ze kan in diverse gewassen schade veroorzaken. De schade in de aardappelteelt komt vaak voor op gescheurd grasland, maar ook in bouwplannen die rijk zijn aan bijvoorbeeld meerjarig graszaad of graszaad onder dekvrucht kan schade optreden. De aantasting door ritnaalden is in de meeste gevallen kwalitatief. De ritnaalden vreten gaatjes in de aardappelknollen. Een partij aardappelen met vraatschade kan sterk in waarde teruglopen en worden afgekeurd. Doordat de gaatjes van ritnaalden vaak klein zijn, is een aangetaste partij meestal moeilijk uit te lezen. De schade door ritnaalden lijkt de laatste jaren toe te nemen, mogelijk als gevolg van een reductie in het gebruik van (breedwerkende) insecticiden. Tevens is de problematiek van ritnaalden meer in de belangstelling gekomen, als gevolg van het wegvallen van de actieve stof chloorpyrifos en de discussie rond de stof ethoprofos.

De praktijktoepassing van 20 kg/ha Mocap volvelds laat in dit onderzoek geen afdoende bestrijding zien. Enkele (nog) niet toegelaten middelen hebben een goede bestrijding laten zien. Aan het toelatingsdossier voor deze middelen wordt (soms) verder gewerkt door de firma's zelf.

Proefopzet

In deze proef zijn verschillende middelen en toepassingsmethodieken (volvelds, rijen of knolbehandeling) of een combinatie van toepoassingstechnieken vergeleken. Hierbij moet opgemerkt worden dat veelal middelen worden getoetst die (nog) niet zijn toegelaten of (nog) niet zijn toegelaten voor dit doel. Deze middelen worden daarom niet met naam genoemd, maar gecodeerd.

Resultaten en conclusie

  • De praktijktoepassing van 20 kg/ha Mocap volvelds geeft geen fytotoxiciteit in dit onderzoek, maar geeft ook geen afdoende bestrijding. In proef 1 werd bij geen van de oogsten een betrouwbaar verschil in het percentage aangetaste knollen ten opzichte van onbehandeld gevonden. In proef 2 werd op 7 augustus eveneens geen significant verschil gevonden, maar op 12 september gaf deze behandeling een bestrijdingseffect en ook gemiddeld over het seizoen werd een significant lager percentage aangetaste knollen gevonden dan in de onbehandelde veldjes. In Noord-Sleen heeft het kort na het poten geregend, waardoor de Mocap waarschijnlijk beter heeft gewerkt in de vochtige grond.
  • Knolbehandeling met 0,2 l middel D per ton aardappelen in proef 1 (omgerekend 0,75 l/ha) geeft een goede bestrijding. Er werd geen fytotoxiciteit gevonden en bij elke beoordeling was het percentage aangetaste knollen betrouwbaar lager dan dat van de onbehandelde veldjes. Ook was het aantastingpercentage lager dan bij toepassing van 0,1 l/ton, maar dit was niet significant.
  • Een pootvoorbehandeling met 0,5 l middel D per hectare geeft in proef 2 op zandgrond een redelijk goede bestrijding, maar ook enige fytotoxiciteit. Op 30 mei gaf deze behandeling betrouwbaar minder opgekomen planten dan de onbehandelde veldjes. Tevens gaf pootvoorbehandeling met middel D op 12 september een significant lager percentage aangetaste knollen dan de onbehandelde veldjes.
  • De knolbehandelingen met middel E geven een uitstekend bestrijdingseffect. In zowel proef 1 als proef 2 werd het aantastingpercentage bij elke waarneming met 90 à 95% teruggedrongen.
  • Knolbehandeling met 0,15 of 0,3 l middel F per ton pootgoed geeft een matige bestrijding in proef 1. Op 2 augustus geeft behandeling met 0,3 l/ton wel een bestrijdingseffect en op 3 september geven beide doseringen een significant bestrijdingseffect. De behandelingen met (middel D en) middel E gaven echter een in veel gevallen een betrouwbaar lager percentage aangetaste knollen.
  • Een pootvoorbehandeling met 10 kg middel G per hectare geeft een goede bestrijding in proef 2 op zandgrond. Op 7 augustus en 12 september gaf deze behandeling een betrouwbaar bestrijdingseffect, vergelijkbaar met toepassing van 0,5 l middel D per hectare. Bovendien geeft een pootvoorbehandeling met middel G geen enkel fytotoxisch effect, in tegenstelling tot de behandelingen met middel D en middel E.