Publicatie datum: 01-07-2001
Bestrijding schimmelziekten in wintertarwe
Het systeem waarbij eenmaal in het vlagbladstadium met een volle dosering werd gespoten, gaf gemiddeld een hoge financiële meeropbrengst. In seizoenen met een vroege, hoge ziektedruk kan zo'n eenmalige bespuiting tekort schieten. Twee volle doseringen, mits op het juiste tijdstip toegediend, of drie aangepaste doseringen kunnen een goed uitgangspunt zijn voor een goede financiële en oogstzekere opbrengst. Systemen waarin rekening wordt gehouden met ziektedruk, weersomstandigheden en gewasstadium bieden beperkte mogelijkheden om de inzet van fungiciden te beperken en de financiële opbrengst te optimaliseren.
Inleiding
Schimmelziekten in wintertarwe worden vaak bestreden met één à twee fungicidenbespuitingen. De dosering wordt vaak niet afhankelijk gesteld van de omstandigheden. Inmiddels is er al veel ervaring opgedaan met het aanpassen van doseringen van fungiciden aan de ziektedruk, de rasresistenties en de weersomstandigheden. In dit onderzoeksproject worden een aantal 'vaste' spuitschema's met volle doseringen vergeleken met spuitschema's met lage doseringen en met twee spuitschema's waarbij de doseringen van fungiciden door middel van eenvoudige beslisregels aangepast werden aan de ziektedruk, de rasresistenties en de weersomstandigheden. Nagegaan wordt of met eenvoudige waarnemingen in het gewas, de inzet van fungiciden kan worden beperkt en de financiële opbrengst kan worden verbeterd.
Proefopzet en uitvoering
Het onderzoek is uitgevoerd op drie locaties (Lelystad, Colijnsplaat en Nieuw Beerta) gedurende 1998-2000. Alle proeven werden aangelegd met het ziektegevoelige ras Ritmo m.u.v. 1998 en 1999 op Colijnsplaat, waar Residence werd gezaaid. De proeven zijn aangelegd als gewarde blokkenproef in vier herhalingen met tien objecten. De aantasting door de schimmels werd bepaald op de drie bovenste bladeren van tien halmen per veldje.
De aantasting van de aar door Fusarium spp. werd bepaald aan 100 aren per veldje. De opbrengsten en het duizendkorrelgewicht worden weergegeven bij 16% vocht. De financiële meeropbrengst werd berekend door de geldelijke opbrengst te verminderen met de kosten voor het uitvoeren van de bespuiting (fungicide, werkgang ,waarneemtijd). De twee systemen (S en R) werden vergeleken met systemen waarin bij verschillende stadia in de gewasontwikkeling met volle of verminderde doseringen werd gewerkt (tabel 1).
Systeem | |
Afkorting | Omschrijving |
A | onbehandeld |
B | 1x volle dosering: Allegro (Lelystad, Colijnsplaat) of Amistar (Nieuw Beerta) 1 in GS 39/43 (= vlagblad) |
C | 3x volle dosering: Opus Team in GS 31/32 (= begin stengelstrekking; 1 à 2 knopen), Allegro (Lelystad, Colijnsplaat) of Amistar (Nieuw Beerta) in GS 39/43 (= vlagblad) en GS 67/71 (= einde bloei) |
D | 2x volle dosering: Allegro (Lelystad, Colijnsplaat) of Amistar (Nieuw Beerta) in GS 39/43 (= vlagblad) en Matador in GS 39/43 en GS 61/63 (= begin bloei) |
E | 2x volle dosering: Opus Team in GS 31/32 (= begin stengelstrekking; 1 à 2 knopen)en Allegro (Lelystad, Colijnsplaat) of Amistar (Nieuw Beerta) in GS 39/43 (= vlagblad) |
F | 2x volle dosering: Opus Team in GS 31/32 (= begin stengelstrekking; 1 à 2 knopen) en Allegro (Lelystad, Colijnsplaat) of Amistar (Nieuw Beerta) in GS 55 (= aar voor de helft zichtbaar) |
G | 2x 50% dosering: Opus Team in GS 31/32 (= begin stengelstrekking; 1 à 2 knopen) en Allegro (Lelystad, Colijnsplaat) of Amistar (Nieuw Beerta) in GS 67/71 (= einde bloei) en 1x 100% dosering Allegro (Lelystad, Colijnsplaat) of Amistar (Nieuw Beerta) in GS 39/43 (= vlagblad) |
H | 2x 25% dosering: Opus Team in GS 31/32 (= begin stengelstrekking; 1 à 2 knopen) en Allegro (Lelystad, Colijnsplaat) of Amistar (Nieuw Beerta) in GS 67/71 )= einde bloei) en 1x 50-80% dosering Allegro (Lelystad, Colijnsplaat) of Amistar (Nieuw Beerta) in GS 39/43 (= vlagblad) |
I | Systeem S |
J | Systeem R |
1 : In Nieuw Beerta werd Amistar gebruikt, omdat dit fungicide een betere werking heeft tegen DTR dan Allegro.
Bij de systemen S en R zijn ook de kosten van waarnemen (arbeid) in mindering gebracht op de geldelijke opbrengst. Bij het berekenen van de rentabiliteit van deze objecten werd rekening gehouden met waarneemtijd (fl. 40,-/uur). Daarnaast werd, bij alle objecten, rekening gehouden met de kosten voor de veldspuit fl. 48,-/ha per werkgang en dat tarwe fl. 0,28/kg opbrengt.
Met behulp van eenvoudige beslisschema's, waarin invloed van ziektedruk, gewasstadium en weersomstandigheden zijn verwerkt, bepalen de twee 'systemen' ( S en R) het tijdstip van toepassen en de dosering (tabel 2).
Systeem | Locatie | Colijnsplaat + Lelystad | Nieuw Beerta | ||||
Gewasstadium | GS 32 2 | GS 39/45 3 | GS 32 | GS 39/45 | |||
bespuiting | 1 | 2 | 1 | 2 | |||
Ziektedruk 1 | |||||||
S | 1 | 0 | 75 | - | 50 | - | 75-80 |
2 | 75 | - | 75-80 | 75 | - | 75-80 | |
3 | 75-100 | - | 100 | 100 | - | 100 | |
R | 1 | 0 | 75 | - | 0 | - | 75-80 |
2 | 50 | - | 75-80 | 50 | - | 75-80 | |
3 | 75 | - | 100 | 75 | - | 100 |
1 : 1) 0%, 2) 1%, 3) >1% van blad (gem. van de bovenste drie) is aangetast door een graanziekte
2 : in GS 32 kon gekozen worden uit de fungiciden Corbel, Opus Team en Granit Ace
3 : in GS 39/45 kon gekozen worden uit de fungiciden Amistar en Allegro
Deze twee systemen werden vergeleken met systemen waarbij op verschillende stadia in de gewasontwikkeling met volle of verminderde doseringen werd gewerkt.
Resultaten
De aanwezigheid van de verschillende ziekten en de mate waarin ze voorkwamen, verschilden per jaar en locatie. De gemiddelde kilogram-opbengsten per hectare worden weergegeven in tabel 3.
Systeem | Lelystad | Nieuw Beerta | Colijnsplaat | ||||||
1998 | 1999 | 2000 | 1998 | 1999 | 2000 | 1998 | 1999 | 2000 | |
A onbehandeld | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 |
B 1x volle dosering | 138 | 119 | 123 | 147 | 112 | 116 | 143 | 109 | 138 |
C 3x volle dosering | 149 | 126 | 124 | 176 | 117 | 125 | 154 | 111 | 168 |
D 2x volle dosering | 139 | 126 | 124 | 156 | 117 | 127 | 149 | 106 | 154 |
E 2x volle dosering | 139 | 121 | 124 | 165 | 116 | 120 | 148 | 108 | 151 |
F 2x volle dosering | 148 | 129 | 125 | 163 | 115 | 122 | 145 | 108 | 168 |
G 2x 50% + 1x 100% dosering | 148 | 123 | 123 | 173 | 115 | 122 | 153 | 110 | 154 |
H 2x 25% + 1x 50-80% dosering | 140 | 122 | 125 | 160 | 115 | 122 | 145 | 107 | 142 |
I systeem S 2x 50-100% dosering | 139 | 122 | 122 | 161 | 116 | 118 | 147 | 109 | 146 |
J systeem R 2x 50-100% dosering | 133 | 119 | 124 | 156 | 115 | 121 | 140 | 109 | 144 |
100% (ton per ha) | 6,1 | 8,8 | 8,9 | 4,1 | 8,6 | 8,6 | 6,5 | 10,1 | 6,8 |
LSD (0,05) | 0,2 | 0,2 | 0,6 | 0,3 | 0,3 | 0,4 | 0,3 | 0,3 | 0,5 |
De financiële meeropbrengst van de bestrijdingssystemen ten opzichte van onbehandeld staan in figuur 1.
Lelystad
In 1998 waren de belangrijkste ziekten Septoria tritici en aarfusarium (afbeelding 1).
Bij bestrijdingssystemen waarin een volle dosering Opus Team en een volle dosering Allegro werden gebruikt in de gewasstadia EC31/32 en EC39/43, was de aantasting door Septoria tritici minder. In 1999 waren roest en aarfusarium de belangrijkste ziekten. Roest werd door alle bestrijdingssystemen goed bestreden, aarfusarium veel minder. Alleen bij systeem F was de aaraantasting door fusarium minder. Dit systeem gaf ook de hoogste opbrengst. In 2000 kwam alleen enig Septoria tritici in het gewas voor. De systemen die geen Opus Team-bespuiting toegediend kregen in EC31/32, hadden een aanzienlijke aantasting. Dit leidde echter niet tot een lagere opbrengst. Gemiddeld over de drie onderzoeksjaren gaven systemen B, F en H de hoogst financiële meeropbrengst ten opzichte van onbehandeld (figuur 1).
Nieuw Beerta
In 1998 was de ziektedruk in Nieuw Beerta erg hoog. Drechslera tritici repentis (DTR) en aarfusarium waren in dit jaar de belangrijkste ziekten. Systeem C (3 x spuiten met een volle dosering) en G gaven de beste bestrijding van DTR. Deze systemen gaven ook de hoogste opbrengsten in dat jaar. Evenals in Lelystad was in Nieuw Beerta Fusarium moeilijk te bestrijden. Het systeem C bestreed ook in 1999 DTR het best, maar dit leidde niet tot een veel hogere opbrengst dan de andere systemen. In 2000 kwam Septoria tritici in lichte mate voor, DTR nagenoeg niet. Systeem D gaf een goede bestrijding en de hoogste kilogramopbrengst (tabel 3). Onder de omstandigheden die in Nieuwe Beerta heersten gaven de systemen B, D en H gemiddeld over de proefjaren de hoogste financiële meeropbrengst ten opzichte van onbehandeld.
Colijnsplaat
In 1998 bestreden de systemen C en G de ziekten goed, ondanks een hoge ziektedruk van met name Septoria tritici, en gaven ook de hoogste opbrengst. De ziektedruk in 1999 was laag te noemen. De ziekten werden wel waargenomen, maar in lichte mate. Hierbij moet wel gemeld worden dat in dit jaar, evenals in 1998, de proef was aangelegd met het ras Residence, welke minder ziektegevoelig is dan het ras Ritmo. Door de lage ziektedruk kwam onbehandeld zelfs tot een opbrengst van ruim 10 ton. Hierdoor had alleen systeem B nog een financiële meeropbrengst ten opzichte van onbehandeld. Alle andere systemen hadden een negatieve financiële meeropbrengst. Met andere woorden: meer dan één bespuiting was in dit jaar niet rendabel. In 2000 was de ziektebestrijding van systeem B en H zodanig dat de ziekten niet volledig bestreden werden en de opbrengsten achterbleven bij systemen waarin meerdere volle doseringen werden toegepast. Gemiddeld over de proefjaren gaven de systemen B, F en G de hoogste financiële meeropbrengst (figuur 1).
Samengevat
De doelstelling van dit onderzoek was om te onderzoeken of door eenvoudige waarnemingen de inzet van fungiciden kan worden beperkt, terwijl de financiële opbrengst behouden blijft. Gedurende drie jaar zijn op drie locaties diverse systemen vergeleken. In de 'maximaal variant' werd drie keer gespoten met een volle dosering bij het begin van stengelstrekking, in het vlagblad en einde bloei. In de 'minimaal variant' werd één keer gespoten met een volle dosering in het vlagbladstadium.
Daarnaast waren er varianten waarin twee keer werd gespoten met een volle dosering in uiteenlopende gewasstadia. Bij twee systemen werd drie keer gespoten met lagere doseringen op de drie eerder genoemde gewasstadia. In de onderzoekssystemen S en R werden het spuiten en de dosering bepaald door ziektedruk, regiorisico, ras en gewasstadium. Voor de uitvoering van de fungicidebespuiting in deze systemen moesten eerst 'eenvoudige waarnemingen' worden uitgevoerd. De doseringen, die door de gewasbeschermingsmiddelenfabrikanten worden vermeld op de etiketten van de fungiciden, zijn tot stand gekomen aan de hand van resultaten uit proeven die onder uiteenlopende omstandigheden zijn uitgevoerd. Het toepassen van deze dosering geeft een goede ziektebestrijding, maar hoeft niet altijd overeen te komen met de beste financiële meeropbrengst. Als rekening wordt gehouden met ziektedruk en weersomstandigheden, kan het wel eens rendabeler zijn enkele keren te spuiten met een verminderde dosering. Hierbij zijn kennis over het werkingsspectrum, de werkingswijze en de dosisrespons van het fungicide belangrijk. De resultaten van de systemen zijn wisselend. Of de schimmelziekten voldoende zijn bestreden, is af te lezen uit de relatieve meeropbrengst (kg/ha) in tabel 3 en de financiële meeropbrengst in figuur 1.
Een driemalige bespuiting met een volle dosering gaf door de jaren heen vaak de hoogste korrelopbrengst, maar de opbrengsten van deze extra kilo's graan wogen niet op tegen de meerkosten in extra fungiciden en arbeid. Gemiddeld over de jaren en de locaties geeft systeem F (volle dosering in GS 31/32 en GS 55) de hoogste financiële meeropbrengst. Het toepassingstijdstip van de tweede bespuiting is van belang. Wordt deze bespuiting eerder toegepast (GS39/43, systeem E), dan is de financiële meeropbrengst duidelijk lager. Na systeem F geven de systemen B (1 volle dosering in GS 39/43) en H (25% dosering in GS 31/32 en GS 67/71 + 1x 50-80% dosering in GS 39/43) de hoogste financiële meeropbrengst. De financiële meeropbrengsten van de onderzoekssystemen S en R zijn enigszins lager t.o.v. van de andere systemen. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de kosten die zijn berekend voor het doen van waarnemingen aan het gewas.
Discussie
Een bezwaar van het (herhaaldelijk) toepassen van aangepaste doseringen, is het mogelijk verhoogde risico van fungicide-resistentie. Toepassen van aangepaste doseringen behoeft niet per definitie fungicide-resistentie op te wekken. Als echter, onafhankelijk van ziektedruk en de omstandigheden, standaard meerdere malen (zeer) lage doseringen van eenzelfde fungicide worden gebruikt, is het risico wel aanwezig. Aangezien het voorkómen van fungicideresistentie altijd moet worden nagestreefd, is het af te raden om onafhankelijk van de ziektedruk en omstandigheden meerdere malen met een (zeer) lage dosering te spuiten. De onderzoekssystemen S en R houden globaal rekening met (1) ziektedruk, (2) weersomstandigheden, (3) gewasstadium en (4) fungiciden (tabel 2). Aan de hand van deze factoren worden bespuitingstijdstip, dosering en keuze van het fungicide bepaald. Afhankelijk van de omstandigheden kan worden besloten om een dosering aan te passen. Als naar de gemiddelden wordt gekeken blijken er dus slechts beperkte mogelijkheden te zijn, rekening houdend met bovengenoemde vier factoren, om de inzet van fungiciden te beperken en de financiële opbrengst te optimaliseren.
Conclusie
Het systeem waarbij eenmaal in het vlagbladstadium met een volle dosering werd gespoten, gaf gemiddeld een hoge financiële meeropbrengst. In seizoenen met een vroege hoge ziektedruk kan zo'n eenmalige bespuiting tekort schieten. Twee volle doseringen, mits op het juiste tijdstip toegediend, of drie aangepaste doseringen kunnen een goed uitgangspunt zijn voor een goede financiële en oogstzekere opbrengst.