Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-01-2004

Beperking van watererosie in aardappelen op lössgrond

Tussen 1998 en 2002 is een tiental methoden onderzocht om afstroming van water en grond van de hellingen in Zuid-Limburg te beperken:

  • Een strodek van circa 2 ton per hectare, aangebracht direct na de rugopbouw, is een goede mogelijkheid en praktisch uitvoerbaar.
  • Ook perspectiefvol lijkt het maken van drempels in de geulen tussen de ruggen tijdens de rugopbouw. Dit is uitgevoerd met een omgebouwde frees. Erosie kan hierbij extra beperkt worden door te zorgen voor een wat rulle structuur van ruggen en geulen. Dus de grond niet te fijn maken en niet te veel in elkaar drukken.
  • Herfstruggen, 90 cm-ruggen en beddenteelt bleken niet interessant te zijn.
  • Aardappelen telen in een mulchlaag van gele mosterd is in verschillende varianten onderzocht. De resultaten lieten wat betreft het bodemverlies door erosie in de verschillende jaren niet dezelfde trends zien, waardoor een definitief advies op grond van deze proeven niet mogelijk is.

Inleiding

Het doel van dit onderzoek was een aantal aanpassingen te vinden van de teelt van aardappelen op hellingen op lössgrond om de kans op erosie te verkleinen. Bij erosie gaat het om afstroming van water en van grond. Praktisch uitvoerbare aanpassingen aan de bestaande mechanisatie en de invloed hiervan op opbrengst en kwaliteit en de werking tegen erosie zijn onderzocht.
Mogelijk zouden erosiebeperkende oplossingen ook kunnen worden opgenomen in het bedrijfserosieplan, waardoor het mogelijk is toch aardappelen te telen op hellingen van meer dan 5% en te voldoen aan de voorwaarden van de verordening HPA erosiebestrijding landbouwgronden.

Proefopzet en resultaten

Van 1998 tot en met 2002 zijn de volgende methoden vergeleken om watererosie in aardappelen op de hellingen van de lössgrond van Zuid-Limburg tegen te gaan: herfstruggen, 90 cm-ruggen, beddenteelt, ruggen- en beddenteelt in mulch en met strodek en drempels in de geulen.

Herfstruggen

Bij de herfstruggen werden de ruggen in het najaar gemaakt en ingezaaid met een bodembedekker. Vervolgens is in het voorjaar in de bestaande ruggen gepoot en niet aangeaard. Het bodemverlies na poten was meer dan 70% minder dan bij de gangbare teeltwijze. Een probleem bij herfstruggen is de praktische uitvoerbaarheid. Herfstruggen hebben alleen het eerste jaar in het onderzoek gelegen.

90 cm-ruggen

90 Cm-ruggen hebben eveneens alleen het eerste jaar in het onderzoek gelegen. Ten opzichte van 75 cm-ruggen was de opbrengst niet verschillend en er kwamen nauwelijks groene knollen voor. De afstroming van water en bodem verschilde niet duidelijk van 75 cm-ruggen.

Beddenteelt

Beddenteelt is de eerste twee jaar onderzocht met drie varianten: 1. kale bedden, 2. bedden waarbij in het najaar een bodembedekker is ingezaaid en in het volgende voorjaar in de mulchlaag is gepoot en 3. kale bedden waarbij na het poten een strodek is opgebracht.
Op de bedden trad verslemping op en het rooien was moeilijk. De opbrengst was bruto 10-20% lager en netto nog lager als gevolg van extra groene knollen. Het bodemverlies bij bedden als gevolg van watererosie was in 1998 ruim 35% minder ten opzichte van gangbaar. In combinatie met een strodek was er nauwelijks nog sprake van bodemverlies. Na twee jaar is met onderzoek naar beddenteelt gestopt omdat het te weinig perspectiefvol was.

Mulch

Hierbij werd in augustus/september gele mosterd (een bodembedekker) ingezaaid en vervolgens werden hierin in april/mei drie varianten aangelegd (in 2000 en 2001). Er werd met een vaste tand gewerkt, zonder vaste tand (alleen een pennenfrees) en met niet aanaarden. De opbrengsten waren vergelijkbaar met het gangbare systeem, met uitzondering van het object niet aanaarden. Niet aanaarden zorgde in 2000 voor een betrouwbaar lagere opbrengst.
Het bodemverlies was jaarsafhankelijk en gaf in de verschillende jaren tussen de objecten niet dezelfde trend te zien. In 2000 beperkte de combinatie van mulch en niet aanaarden heel duidelijk zowel de afstroming van water als het bodemverlies.

Strodek

Hierbij is het strodek aangebracht na het aanaarden en in het eerste jaar ook voor het aanaarden. Als stro voor het aanaarden wordt opgebracht, is het moeilijk om een rug te vormen, spoelt de bodem gemakkelijker van de rug af, omdat het minder houvast heeft, en wordt de erosie minder effectief tegengegaan.
Een strodek aanbrengen na het aanaarden is wel perspectiefvol. Het gaat effectief erosie tegen. Het bodemverlies was 75% minder en de waterafvoer 95% minder dan bij gangbaar. Er is ongeveer 2 ton stro per hectare nodig en dit hoeft niet helemaal egaal verdeeld over de ruggen te liggen. Ook moet het vrij grof liggen. De knolopbrengst wordt er gemiddeld niet door beïnvloed. Het enige nadeel van een strodek aanbrengen is dat het arbeidsintensief is en duur.

Drempels

Er zijn in 2000 met een prototypeapparaat drempels in de geulen tussen de aardappelruggen gemaakt. Dit bleek de afstroming enigszins tegen te gaan maar vooral het bodemverlies te beperken. In 2001 is een soortgelijke ervaring opgedaan en in 2002 is dit uitvoeriger onderzocht. Vanaf 2001 gebeurde dit met een verbeterd prototype, die op een frees gebouwd was, in samenwerking met landbouw-mechanisatiebedrijf AGRIMAAS in Elsloo. In 2002 bleek opnieuw dat drempels in de geulen de afstroming van zowel water als meegevoerde grond effectief tegengaan. Dit kon nog verbeterd worden door een wat rulle structuur van rug en geul; dus door ervoor te zorgen dat de ruggen niet te fijn zijn en te veel in elkaar gedrukt (gepleisterd, gladgemaakt) en de geulen minimaal in elkaar zijn geperst, als gevolg van bijvoorbeeld berijding.

Informatie over het bedrijfserosieplan en de verordening HPA erosiebestrijding landbouwgronden is hier te vinden.