Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-03-2003

Beheersing van zilverschurft

In de samenvatting van het onderzoek naar de beheersing van zilverschurft worden kort de resultaten van het onderzoek weergegeven.

Inleiding

Het onderzoek naar de beheersing van zilverschurft is gestart met het op een rij zetten van de bestaande kennis (literatuuronderzoek). Deze kennis is uitgedragen door de verspreiding van een zilverschurft-brochure onder NAK- en TBM-pootgoedtelers.

In 1999 en 2000 is onderzoek uitgevoerd naar de volgende aspecten:

  • de werkingsduur van imazalil ;
  • het spuiten of dompelen van imazalil;
  • de toepassing van fungiciden op pootgoed kort voor het poten;
  • in een praktijksituatie is vastgesteld dat bij het opwarmen van kisten aardappelen de periode dat knollen nat worden van condens aanzienlijk kan worden bekort door het gebruik van een hogere ventilatiecapaciteit. Bij een viermaal hogere capaciteit dan normaal kostte het evenwel nog bijna twee dagen om ook het centrum van de kisten (spleetkisten met open palletbodem) weer even droog te maken als dat het was op het moment dat de aardappelen uit de koeling werden genomen;
  • uit een oriënterende poging in een proefcel (kisten voor droogwand) bleek dat door koude verneveling onder de ventilator een goede verdeling van vloeistof door de partij mogelijk is. De nevel sloeg echter neer aan de 'lijzijde' van de knollen. Door verlaging van de ventilatiecapaciteit is geprobeerd dit effect te verminderen, maar hierdoor kwamen andere verdelingsproblemen aan het licht. Zo kwam er aanzienlijk meer nevel terecht op de knollen onderin de kist en was de verdeling op de individuele knollen mog altijd niet optimaal. Dit samen met het gegeven dat volledige bedekking niet mogelijk is (contactoppervlak van de knollen) en dat er nog de nodige opschalings- en toelatingsproblematiek volgt, is geconcludeerd dat deze toepassingswijze te weinig perspectief biedt om verder te ontwikkelen.

De werkingsduur van imazalil

Er waren twijfels over de werkingsduur van imazalil tijdens de bewaring. Redenen kunnen zijn: een verminderde werking van het middel of een slechte verdeling van het middel bij de toediening waardoor een deel van het knoloppervlak niet beschermd is tegen aantasting. Dit onderzoek is uitgevoerd op het PPO te Lelystad met knollen van oogst 1999 en 2000.

Na behandeling van de monsters zijn deze koud bewaard. Gedurende de bewaring zijn monsters met regelmaat uit de koeling gehaald en zowel voor als na incubatie beoordeeld op de mate van zilverschurftaantasting. Daarnaast zijn in 1999 na incubatie ook het aantal sporendragers en sporen van zilverschurft bepaald, en zijn in 2000 lesies van zilverschurft geteld.

Conclusies:

  • Er is geen sprake van een afname van de werkzaamheid van imazalil tijdens het bewaarseizoen;
  • Een behandeling met imazalil beperkt de vorming van sporendragers en sporen zeer sterk;
  • In het eerste deel van het bewaarseizoen vond - ondanks bewaring bij 4 graden - een sterke uitbreiding van de zilverschurftindex plaats. Het gaat hier vrijwel zeker niet om feitelijke uitbreiding van het aangetaste oppervlak, maar om het zichtbaar worden van aantasting die al aanwezig was, maar nog niet zichtbaar;
  • In het latere deel van het seizoen vond bij vier graden een slechts zeer geringe toename van de zilverschurftindex plaats. Ook bij een zeer goede werking van imazalil vindt tijdens incubatie enige uitbreiding van de index plaats;
  • Het aantal zilverschurftlesies nam tijdens het eerste deel van de bewaarperiode sterk toe en bleef gedurende de rest van het seizoen stabiel. De behandeling met imazalil heeft het aantal lesies iets verlaagd.

Spuiten met versus dompelen in imazalil

De bedekkingsgraad van knollen met spuitvloeistof is van belang voor het uiteindelijke resultaat van een fungicidebehandeling. Wanneer zoveel water wordt gebruikt dat de knollen volledig nat worden, dan vormt zich een volledige vloeistoffilm om de knollen met in principe een volledige bedekking van de knol met fungicide als gevolg. Deze toepassing is niet geschikt bij het inschuren, maar kan wel in latere stadia en bij het wassen van pootaardappelen zoals dat - zij het op nog beperkte schaal - gebeurt.
Bij een ideale verdeling over schone knollen dringt zich de vraag op of niet met een lagere dosering kan worden volstaan in vergelijking met een spuitbehandeling.
Om dit na te gaan is een spuitbehandeling vergeleken met een dompelbehandeling met verschillende imazalilconcentraties.
Knollen behandeld met behulp van een spuit en een rollenband zijn vergeleken met monsters gedompeld in 1, ¾, ½, en ¼ keer de aanbevolen etiketdosering van imazalil. Bij deze vergelijking is de zilverschurftaantasting na een incubatieperiode vastgesteld.
In 1999 is op één tijdstip vrij snel na de oogst de effectiviteit van de behandelingen vastgesteld, terwijl in 2000 de effectiviteit van de verschillende behandelingen op drie verschillende tijdstippen is bepaald.

Conclusies:

  • Direct na de behandelingen waren alle effectief tegen zilverschurft;
  • Drie maanden na behandeling hadden alleen de drie hoogste dompelconcentraties een significant lagere zilverschurftuitbreiding dan de onbehandelde controle en dan het bespoten object (2000/2001);
  • Zes maanden na behandeling was er na incubatie geen verschil in zilverschurftuitbreiding en bleken de behandelde objecten van zowel het spuitobject als de verschillende dompelobjecten dus niet meer effectief te zijn. Alleen bij de hoogste dompelconcentratie leek nog een resteffect waarneembaar. Belangrijk is wel dat bij alle behandelde objecten sporulatie nog altijd achterwege bleef. Dit geeft aan dat het middel nog altijd aanwezig en werkzaam moet zijn geweest (2000/2001);
  • De werking van dompelen met ¼ dosering was vergelijkbaar met de werking van de bespuiting met de volle dosering;
  • Niet geheel duidelijk is waaraan de betere dan wel langere werking van de hogere dompelconcentraties tegen de ontwikkeling van de zilverschurftindex moet worden toegeschreven;
  • Net als in het experiment over de werkingsduur bleek in 2000/2001 in de loop van het seizoen de toename van de index tijdens het incuberen groter te worden. Het is onduidelijk wat het mechanisme hierachter is.

Toetsing van verschillende fungiciden als knolbehandeling voor het poten tegen zilverschurft op aardappelknollen

Zilverschurft geeft problemen binnen de pootgoed- en consumptiesector. Daarom voert het PPO verschillende onderzoeken uit. Hierbij is gekeken naar de mogelijkheid om pootgoed voor het poten tegen zilverschurft te behandelen. Doel hiervan is om de besmetting van de nateelt te verminderen.
Het veldonderzoek is in 1999 en 2000 uitgevoerd, waarbij in 2000 de proeven zijn aangevuld met enkele extra objecten van andere opdrachtgevers (Middel A enz.).

Voor het poten zijn knollen op een rollenband behandeld met Mancozeb, Diabolo, Gambit en een aantal andere niet toegelaten middelen (Middel A, B, C, D en E). De knollen zijn op vier locaties (1 zandgrond en 3 kleigrond) uitgepoot. Bij de opkomst is gekeken naar eventuele vertragingen als gevolg van de behandelingen. Tot het sluiten van het gewas is dit voortgezet door het volgen van de loofontwikkeling.
Na de oogst is de zilverschurftaantasting direct en na een bewaring van 3 maanden bepaald.

Zowel bij de opkomst als tijdens de verdere loofontwikkeling bleken alleen de middelen B en C op enkele data enig fytotoxisch effect te hebben.
De objecten Gambit, Middel A, Middel B en Middel C gaven een betrouwbare vermindering van de zilverschurftindex van de nateelt. De werking van Gambit en Middel B bleek gemiddeld minder goed te zijn dan die van Middel A en Middel C.
Mancozeb, Diabolo, Middel D en Middel E bleken niet afdoende of niet voldoende consistent te werken tegen zilverschurft bij een behandeling van het pootgoed kort voor het poten.