Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 19-11-2009

Beheersing van valse meeldauw in de akkerbouwmatige teelt van peterselie

In 2007 en 2008 heeft PPO-agv in opdracht van het Productschap Akkerbouw onderzoek gedaan naar de beheersing van valse meeldauw in de akkerbouwmatige teelt van peterselie.Diverse fungicidentoepassingen zijn in staat om de peterselie (in meer of mindere mate) tegen valse meeldauw te beschermen.

Inleiding

De belangrijkste aantasting in peterselie werd altijd veroorzaakt door de Septoria-bladvlekkenziekte. Door het hanteren van een kortere tussenoogsttijd en de beschikbaarheid van enkele fungiciden is de schade door bladvlekkenziekte in peterselie tegenwoordig vrijwel beheersbaar.
Sinds 2002 wordt de Nederlandse akkerbouwmatige peterselieteelt echter geconfronteerd met aantasting door een nieuwe serieuze belager. Het gaat om een valse meeldauwschimmel (een Plasmopara-variant), die in 2000 voor het eerst op peterselie in Duitsland werd waargenomen en zich in de jaren nadien ook in verschillende andere peterselieteeltgebieden in Europa (Duitsland, Frankrijk, Italië en Nederland) voordeed.
Een aantasting door valse meeldauw kenmerkt zich door het ontstaan van wit schimmelpluis aan de onderzijde van het peterselieblad. De schimmel breidt zich onder vochtige weersomstandigheden (hoge RV, lange bladnatperiode en 15 C) snel in een perceel uit. Eerst kleurt het aangetaste blad aan de bovenkant gelig/licht bruin, al snel (binnen een paar dagen) kan de bruinverkleuring overgaan in een 'versmeulend'/rottend bladgewas. Vaak kan op basis van een karakteristieke geur al van een afstandje geroken worden dat een perceel is aangetast. Er moet direct worden geoogst, maar dikwijls is de kwaliteit al zover achteruitgegaan dat het oogstproduct niet meer verwerkt (gedroogd) kan worden. Tijdens droging verliest het product z’n kleur, sterk aangetast weefsel wordt wit. Vanwege aantasting door valse meeldauw in de nazomer kunnen de volledige laatste twee oogsten verloren gaan en de totale opbrengstverliezen tot 50% oplopen.

Afbeelding. Valse meeldauw op platte en krulpeterselie.

Omdat peterselie, met beperkte tussenoogsttijden (3-4 weken), meerdere keren (4-5 maal) per seizoen wordt geoogst, kent de inzet van fungiciden beperkingen. De voor fungiciden gebruikelijke veiligheidstermijnen (i.v.m. residuen) conflicteren met een, vanuit het oogpunt van gewasgroei, effectieve inzet. Vaak kunnen alleen de minimale doseringen gebruikt worden en dienen deze ook nog eens direct na de oogst (in de stoppel) te worden toegepast. Een alternatief is een gedeelde 'split-up' inzet. Vanuit de kruidensector bleek er niettemin een sterke behoefte aan effectiviteitstoetsing van fungiciden. Daarnaast werd gekeken naar de incidentie van aantastingen in de teeltgebieden en praktijkpercelen om mogelijke aanwijzingen te vinden waar aantastingen beginnen en hoe ze zich verspreiden.

Proefopzet

Gebaseerd op de bovenstaande overwegingen werd in 2007 een veldproef aangelegd met krulpeterslie waarin een vijftal fungicidentoepassingen en een bladmeststof ter bestrijding van valse meeldauw werden beproefd. In de onbehandelde objecten werden drie zaaidichtheden vergeleken.
In 2008 werd de proefopzet op basis van de ervaringen enigszins aangepast. In dat jaar werden acht fungicidentoepassingen en de bladmeststof vergeleken in zowel platte als krulpeterselie.
Bij de fungiciden ging het in beide jaren om de in peterselie toegelaten middelen Daconil en Paraat, beiden in de volle en split-up variant. Daarnaast werd in 2007 één middel (Middel 1) onder nummer beproefd in de volle dosering. In 2008 lag hetzelfde middel zowel in de volle als in een split-up toepassing in de proef, en werden twee andere fungiciden (Middel 2 en Middel 3) onder nummer in de volle doseringen beproefd. In beide jaren werd het effect van een wekelijkse toepassing van een bladmeststof (Phosfik 3-27-18) op het voorkomen van valse meeldauw bekeken.

Omdat valse meeldauwbesmetting zich meestal in de tweede seizoenshelft (na half juli) voordoet, werden de objectbehandelingen vanaf de tweede oogst toegepast.

Resultaten

2007

In 2007 was de natuurlijke valse meeldauwdruk beperkt. Bij een rondgang in juli werd op enkele percelen wat valse meeldauw aangetroffen. Maar slechts zeer pleksgewijs, zonder aanwijsbare oorzaak of aanwijsbare ruimtelijke connectie, en alleen in platte peterselie. Op een, door omliggende bossen, beschut gelegen perceel met platte peterselie breidde een pleksgewijze aantasting zich na de oogst in de tweede helft van juli massaal over het hele perceel uit.
Omdat natuurlijke aantasting van valse meeldauw uitbleef, werd het proefveld met een sporenoplossing van materiaal van dat praktijkperceel geïnfecteerd. Aantasting bleef echter uit. Begin september werd vanuit de praktijk valse meeldauw in krulpeterselie gemeld. Bij nadere bestudering bleken de valse meeldauwsporen gevonden op platte en krulpeterselie visueel (voornamelijk in grootte) te verschillen, wat deed vermoeden dat het om soortspecifieke valse meeldauwsoorten zou kunnen gaan. Dit kon niet hard worden aangetoond, maar besmetting van het (krulpeterselie)proefveld met valse meeldauwsporen van krulpeterselie gaf uiteindelijk, hoewel laat in het seizoen en na de laatste (vierde) oogst, een aantasting te zien.
In 2007 waren er geen aantastings- en opbrengstverschillen tussen de (onbehandelde) zaaidichtheidsobjecten. Ook de gewasopbrengsten van de objectbehandelingen (in de laatste twee oogsten) verschilden niet betrouwbaar. Toepassing van de bladmeststof had geen opbrengstverhogend effect.
Bij een beooordeling in oktober bleken de behandelingen met Daconil (zowel vol als split-up) en in nog sterkere mate van de volle dosering van Middel 1 de valse meeldauwaantasting t.o.v. onbehandeld betrouwbaar te beperken.

2008

Vanwege de ervaringen in 2007, en het mogelijk bestaan van verschillende valse meeldauwsoorten op platte en krulpeterselie, werden in de proef in 2008 beide peterseliesoorten uitgezaaid.
Ook in 2008 lieten natuurlijke aantastingen lang op zich wachten. Begin augustus werden de eerste aantastingen van valse meeldauw, in enkele praktijkpercelen platte peterselie, gemeld. Half augustus werd de proef met sporenmateriaal van een ziek krulpeterselieperceel geïnfecteerd. Vrij snel daarna werden, zowel in de platte als de krulpeterselie, aantastingen waargenomen. Bij de vierde en vijfde oogst (in augustus en september) en laat in het najaar (oktober) werd de aantasting in de objecten nauwkeurig vastgelegd.
De gewasopbrengsten van de laatste drie oogsten lieten, behalve een consequent hogere opbrengst van platte in vergelijking met krulpeterselie, géén opbrengstverschillen tussen de objectbehandelingen zien. Verschillen in valse meeldauwaantastingen hebben geen opbrengstderving veroorzaakt en er lijken geen fytotoxische effecten van de objectbehandelingen te zijn uitgegaan.
Voor wat betreft de valse meeldauwaantasting tot en met de laatste oogst (eind september) scoren de split-up doseringen van Daconil, Paraat en Middel 1 beter dan onbehandeld en toepassing van dezelfde fungiciden in een volle dosering. Ook het effect van Middel 2 (in volle dosering) ligt op het niveau van de drie middelen in split-up toepassing. Middel 3 geeft echter veruit de beste bescherming en weet deze tot laat in het seizoen (tot in oktober waarin het beschermingsvermogen van alle andere behandelingen wegvalt) vol te houden. De bladmeststof heeft geen noemenswaardig effect op de valse meeldauwaantasting

Conclusies

De belangrijkste conclusies van het onderzoek naar de mogelijkheden tot beheersing van valse meeldauw in de akkerbouwmatige teelt van peterselie, uitgevoerd door het PPO in 2007 en 2008 zijn:

  • Op basis van de incidentie in praktijkpercelen kan geen goed beeld gekregen worden van oorzaken/bronnen en de verspreidingsdynamiek van valse meeldauw in peterselie;
  • Er is een vermoeden dat het bij de aantasting in platte en krulpeterselie om verschillende valse meeldauwsoorten gaat. Dit dient verder onderzocht te worden;
  • Diverse fungicidentoepassingen zijn in staat om de peterselie (in meer of mindere mate) tegen valse meeldauw te beschermen. Toepassing van Daconil (vol en split-up) en Middel 1 (vol) gaf in 2007 een verminderde valse meeldauwscore, in 2008 gaven beide middelen alleen in de split-up toepassing een duidelijke initiële bescherming. De volle dosering van Paraat had geen betrouwbaar effect op de aantasting in 2007 en 2008. De Paraat split-up toepassing werkte beter en leek in 2008 enige bescherming te bieden bij aanvang van de besmetting. Hetzelfde gold in dat jaar voor de volle dosering van Middel 2. Fosfiet-bladbemesting was in beide jaren weinig effectief;
  • Voor wat betreft de bescherming tegen valse meeldauw in peterselie, tot werkelijk aan het eind van het seizoen toe, is toepassing van het fungicide Middel 3, zoals beproefd in 2008, verreweg het meest effectief;
  • De beproefde behandelingen hadden geen (fytotoxisch) effect op de fysieke gewasopbrengst van krul- of platte peterselie.