Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-01-2007

Beheersing van Alternaria in aardappel

De laatste jaren komt Alternaria in aardappel meer voor. In 2004 waren er vooral problemen in het Zuidwesten van Nederland. Ook werden hier verschillende partijen waargenomen met knolaantasting. Voor 2004 was knolaantasting door Alternaria in Nederland uiterst zeldzaam. Omdat Alternaria zelden problemen veroorzaakte, is er weinig onderzoek uitgevoerd naar de schimmel.
In 2004 is onderzoek gestart naar de bestrijding van Alternaria in aardappel. In dit onderzoek is nagegaan hoe Alternaria het best bestreden kan worden. Hierbij is o.a. gekeken naar de rasresistentie, gevoeligheid van Alternaria voor fungiciden en wanneer bespuitingen het best kunnen worden uitgevoerd.

Er zijn verschillen in loofresistentie tussen de rassen waargenomen, maar deze waren klein in vergelijking tot het effect van beschadiging van het blad. Uit het fungicidenonderzoek met verlaagde doseringen bleken Amistar, Sereno en Tanos een betrouwbare bestrijding van A. solani te geven. Unikat Pro zat op de grens van een betrouwbare bestrijding in de proeven. Mancozeb heeft een goede werking tegen Alternaria, maar verliest werking bij verlaging van de dosering. Onder veldomstandigheden bleek dat Alternaria het best bestreden kan worden in de laatste fase (knolvullingsfase) van de teelt. Bij een juiste middelenkeuze (tegen Phytophthora infestans) kan Alternaria zonder veel (meer)kosten goed worden bestreden.

Inleiding

De laatste jaren komt aantasting door Alternaria in aardappelen (afbeelding 1) steeds vaker voor. Als oorzaken worden wel het veranderde klimaat en de afname in gebruik van dithiocarbamaten en chloorthalonil in de aardappelteelt genoemd. Deze middelen zijn grotendeels vervangen door fungiciden (o.a. fluazinam en cyazofamid), welke volgens 'de praktijk' een minder goede werking hebben tegen Alternaria.
Alternaria in aardappelen wordt veroorzaakt door de pathogene schimmel Alternaria solani. Deze schimmel kan zowel vitaal als minder vitaal blad infecteren en veroorzaakt bruine lesies met kenmerkende concentrische ringen ("jaarringen"). De zustersoort Alternaria alternata kan ook op aardappelen voorkomen, maar dit zwakte-pathogeen heeft meestal een invalspoort nodig, zoals een beschadiging van het blad als gevolg van bijvoorbeeld magnesiumgebrek of een stresstoestand van de plant, waarbij de afweer verminderd is.
Ook kunnen de geoogste knollen aangetast worden door Alternaria solani. Echter, dit komt onder Nederlandse omstandigheden slechts sporadisch voor. In Nederland is recent (2004) een groot aantal partijen uit Zeeland en West-Brabant aangetroffen waarin een aanzienlijke mate van knolaantasting werd geconstateerd (tot 20% knolaantasting bij cv. Bintje).

Afbeelding 1. Aardappelloof aangetast door Alternaria.

Onderzoek

Het HPA heeft het PPO gevraagd onderzoek te doen naar de bestrijding van Alternaria in aardappel. Hierbij zijn verschillende aspecten, die van belang zijn bij de bestrijding, onderzocht. Zo werd de gevoeligheid van 30 aardappelrassen voor Alternaria bepaald. Dit gebeurde zowel voor A. solani als voor A. alternata. Blaadjes van 30 rassen werden besmet met een sporensuspensie. Voor besmetting werd het blad wel en niet beschadigd. Daarnaast is de gevoeligheid voor fungiciden van beide Alternaria-soorten bepaald door de schimmel te enten op bespoten planten. Daarnaast is er in 2004 een survey uitgevoerd naar het optreden van Alternaria-symptomen.
Er is een aantal veldproeven uitgevoerd waarin gekeken is naar het beste moment van bestrijden. Daartoe werd het groeiseizoen in 4 fasen verdeeld. Vervolgens werd aan iedere fase een apart object toegekend en werd de Alternaria bestreden door wekelijks te spuiten met Curzate M. In 2005 werd Alternaria niet in de eerste fase van de teelt bestreden, omdat dit geen effect had (onderzoek 2004). In deze proeven werd ook gespoten volgens een beslissingsondersteunend systeem voor Alternaria. In dit object werd alleen gespoten als er kritieke omstandigheden waren voor Alternaria.

Resultaten

Rasresistentie

Er bestaan grote verschillen in infectievermogen van aardappelblad tussen A. solani en A. alternata . Zowel binnen A. solani als A. alternata zijn de onderlinge verschillen tussen isolaten beperkt in vergelijking met de verschillen tussen de twee Alternaria-soorten. Het pathogeen A. solani kan met succes een blad infecteren zonder de aanwezigheid van een verwonding van het blad. Voor infectie van een blad door A. alternata is een verwonding noodzakelijk. De gevoeligheid voor aantasting verschilde van ras tot ras, maar rasverschillen waren minder groot dan het effect van verwonding op de mate van aantasting.

Figuur 1. Infectie-incidentie (%) en lesieoppervlakte van 2 Alternaria-soorten bij 30 aardappelrassen, op beschadigd (1) en onbeschadigd (0) blad.

De verschillen in infectievermogen van aardappelblad tussen A. solani en A. alternata gelden ook voor het infectievermogen van aardappelknollen. A. allternata bleek in beperkte mate in staat aardappelknollen te kunnen infecteren na beschadiging van de knol. Dit leidde echter niet tot spreidende lesies. De relevantie voor de praktijk van knolaantasting door A. alternata is onbeduidend. Duidelijke rasverschillen werden waargenomen in mate voor vatbaarheid van aardappelrassen voor A. solani. Uit onderzoek bleek dat schimmel de drie gekozen consumptierassen in sterke mate kan aantasten (na beschadiging knol). Voor de gebruikte zetmeelrassen bleek dat veel minder het geval.

Tabel 1. Percentage aangetaste knollen door Alternia.
RasA. Alternata (december 2005)A. solani (februari 2006)
Bintje2,657
Kartel2,913
Mona Lisa2,167
Remarka1,669
Seresta0,914
Starga0,021

Survey naar optreden van Alternaria-symptomen in het veld

In veel gevallen bleken de bladsymptomen van ingezonden materiaal terug te voeren op een combinatie van magnesiumgebrek en Alternaria-aantasting. In gevallen waarbij een gebrekverschijnsel werd vermoed, bleek A. alternata in de necrotische lesies aanwezig te zijn. Bij infecties met A. solani waren de lesies groter, duidelijk afgebakend en was er vaak een gele ring zichtbaar rond de uitbreidende lesie.
Naast loofaantastingen werd ook een aantal knolaantastingen (afbeelding 2) ingezonden. Zonder uitzondering bleken deze toe te schrijven te zijn aan A. solani . In 2005 zijn maar weinig monsters ingezonden. Wel werd er op raketblad ( vanggewas voor aaltjes) Alternaria solani gevonden. De symptomen op dit gewas geven hetzelfde beeld als op aardappel.

Afbeelding 2. Aardappelknollen aangetast door Alternaria.

Alternaria-beheersstrategie

2004

De ziektedruk was laag gedurende het seizoen. Pas eind augustus kwam er aantasting in het gewas. Uit de resultaten blijkt dat als men later in het seizoen spuit met mancozeb Alternaria beter bestreden wordt. Bestrijding volgens het waarschuwingssysteem resulteerde ook in een goede bestrijding, maar hier waren veel bespuitingen voor nodig (er werden ook adviezen gegeven in fases 1-3). Uit de overige objecten blijkt dat bespuitingen in fase 1 en 2 weinig effectief zijn.

Figuur 2. Percentage loofaantasting door Alternaria bij de verschillende bestrijdingsstrategieën (groeifasen)

2005

Ook in 2005 was de ziektedruk tijdens het seizoen laag. Pas aan het einde van het groeiseizoen kwam er aantasting in het gewas. Evenals in 2004 bleek dat de bestrijding beter was naarmate later in het seizoen gespoten werd. Bestrijding volgens het waarschuwingssysteem resulteerde ook in een goede bestrijding. In vergelijking met 2004 waren er minder bespuitingen voor nodig.

Figuur 3. Percentage loofaantatsing door Alternaria bij de verschillende bestrijdingsstrategieën (groeifasen).

2006

Ook in 2006 was de ziektedruk tijdens het seizoen laag. Pas aan het einde van het groeiseizoen kwam er aantasting in het gewas. Evenals in 2004 en 2005 bleek dat de bestrijding beter was naarmate later in het seizoen gespoten werd.

Figuur 4. Percentage loofaantasting door Alternaria bij de verschillende bestrijdingsstrategieën (groeifasen).

De mate van aantasting van het gewas bij toepassing met fungiciden met een (neven)werking tegen Alternaria is weergegeven in figuur 5. Bij interpretatie van de figuur moet men wel rekening houden dat het aantal bespuitingen per middel niet gelijk is (tussen haakjes het aantal bespuitingen) en dat sommige middelen later in het seizoen zijn toegepast. Het toepassen van de middelen is uitgevoerd volgens etiket of op advies van de producent.

Figuur 5. Percentage loofaantasting door Alternaria bij toepassing van verschillende middelen.

Conclusies

  • Verschillen in gevoeligheid van het loof tussen de aardappelrassen zijn klein, ten opzichte van het effect van bladbeschadiging;
  • Verschillen in gevoeligheid van de knol tussen rassen zijn aanwezig;
  • Knolaantasting zoals gevonden in de praktijk in 2004 werd uitsluitend veroorzaakt door A. solani;
  • Alternaria kan het beste bestreden kan worden in de laatste fase (knolvullingsfase) van de teelt.
  • Bestrijding van Alternaria is het beste door een strategie met Signum gevolgd door Amistar, Sereno en Unikat Pro.