Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-03-2005

Alternatieven voor ontijdige toediening van dierlijke mest in de akkerbouw

Op PPO-proefbedrijf in Westmaas is in 2003/2004 onderzoek uitgevoerd om de stikstofwerking van dierlijke mest op de kleigrond te verbeteren. Er is een aantal mestsoorten en producten van mestscheiding op verschillende tijdstippen toegediend om het effect op de opbrengst en de stikwerking van de mest vast te kunnen stellen.

Voorjaarstoediening van mest voor het poten van de aardappelen heeft in dit onderzoek goed voldaan. De stikstofwerking van de najaarstoepassingen was erg laag.

Inleiding

Bij najaarstoediening van dierlijke mest kan veel stikstof verloren gaan door uitspoeling en denitrificatie. Dit leidt tot een lagere stikstofwerking van de mest, hoger gebruik van kunstmeststikstof en het risico van een verhoogd nitraatgehalte in het grond- en oppervlaktewater. Uit eerder onderzoek blijkt dat de werkingscoëfficiënt van drijfmest die in het najaar wordt toegediend niet meer dan 20 tot 25% bedraagt en bij voorjaarstoepassing hoger is dan 60%. Aan voorjaarstoediening kleven echter ook nadelen, waaronder risico's van structuurbederf of uitstel van een poot- of zaaitijdstip. Ook spelen er allerlei logistieke problemen in het voorjaar. Op PPO-proefbedrijf in Westmaas is in 2003/2004 onderzoek uitgevoerd om de stikstofwerking van dierlijke mest op de kleigrond te verbeteren.

Afbeelding. Het uitrijden van mest in het najaar op tarwestoppel.

Aanpak

De proef is aangelegd op kleigrond met het gewas aardappelen. Hierbij is de mest op verschillende tijdstippen toegepast. Verder is er een dunne (effluent) en dikke (rulle) fractie van varkensmest opgenomen. Uitrijden van de mest gebeurde vóór of na het poten. Er is op 2 tijdstippen gepoot. Bij alle objecten waren vier stikstoftrappen opgenomen. Alle objecten hebben evenveel fosfaat en kali gehad. Bij beide poottijdstippen was ook een volledig kunstmestobject opgenomen.
Van de aardappelen is de totale verse opbrengst, het droge stofgehalte, het onderwatergewicht, de sortering en het uitval bepaald. Na de oogst is van de knollen het gehalte aan stikstof, fosfaat en kali geanalyseerd en is de N-min van de laag 0- 60 cm onder maaiveld bepaald.

Resultaten

Bij de pootdatum van 15 april was bij N-bemesting volgens de adviesbasis de totale verse opbrengst 45 ton/ha en de marktbare opbrengst 42 ton/ha. Bij de pootdatum van 7 mei was dit resp. 39 ton en 36 ton/ha (tabel 1).

Tabel 1. Opbrengst aardappelen en stikstofwerking bij toediening mest in voor- en najaar.
objectmestsoortmest uitrijden ../.. potendatumN-totaal mest (kg N/ha)opbrengst (ton/ha)Berekende N-werkingscoëfficiënt (%)
pootdatum 15-4-04
Akunstmestvoornvt042-
Cvarkensvoor1-8-03149457
Dvarkensvoor6-11-03287410
Evarkens-rulvoor4-11-0379423
Fkippenvoor4-11-03367425
Gvarkensvoor17-4-041464475
Hvarkensna17-4-041563865
Jvarkens-efflvoor19-4-041473772
pootdatum 7-5-04
Bkunstmestvoornvt037-
Kvarkensvoor7-5-0418239100
Lvarkensna7-5-041474149

Dit illustreert het risico van een lagere opbrengst als door mesttoepassing in het voorjaar de pootdatum wordt verlaat. Bij de late pootdatum reageerden de aardappelen minder sterk op de N-bemesting. Verhoging van de N-bemesting boven het niveau van adviesbemesting heeft niet tot een hogere opbrengst geleid. Met de gegevens uit de N-trappen is de opbrengst berekend voor de situatie dat stikstof niet meer beperkend is voor de opbrengst en is de werkingscoëfficiënt van de stikstof uit de mest berekend. De stikstofwerkingscoëfficiënt van de mest is uitgedrukt in kg kunstmeststikstof als percentage van de totale hoeveelheid stikstof in de mest. De opbrengst en de stikstofwerking van de eerste pootdatum is grafisch weergegeven in de figuren 1 en 2.

Figuur 1. Opbrengst aardappelen bij de pootdatum van 15 april.


Figuur 2. Stikstofwerking in % van de N-totaal in de mest.

Conclusies

De belangrijkste conclusies uit het onderzoek van 2003/2004 zijn:

  1. De toepassing van varkensdrijfmest in het voorjaar toegediend voor het poten van de aardappelen heeft zowel bij de pootdatum van 15 april als bij die van 7 mei zeer goed voldaan. Bij de pootdatum van 15 april was de stikstofwerkingscoëfficiënt 75% en bij die van 7 mei bijna 100%. Tevens werd bij beide objecten een iets hogere opbrengst behaald.
  2. De toepassing van varkensdrijfmest na het poten van de aardappelen gaf bij de pootdatum van 15 april een N-werking van 65%, terwijl de marktbare opbrengst ongeveer 5 ton/ha lager was. Bij de pootdatum van 7 mei was de N-werkingscoëfficiënt 49% en was er sprake van een meeropbrengst aan marktbare aardappelen van ongeveer 4 ton/ha.
  3. De toepassing van de natte fractie (effluent) van gescheiden varkensdrijfmest had een N-werkingscoëfficiënt van 72%, de marktbare opbrengst was ongeveer 5 ton/ha lager dan die van het kunstmestobject.