Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-08-2004

Akkerbouw een groeiende sector in Zuidoost-Nederland

Het zijn roerige tijden in de landbouw. Veel gebeurtenissen volgen elkaar snel op, zoals bijvoorbeeld de reeks crisissen in de veehouderij. Deze gebeurtenissen hebben invloed op de bedrijfsvoering van ondernemers en op de hele agrarische sector. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving (PPO) onderzocht de ontwikkelingen van de akkerbouw in Zuidoost-Nederland. Hiertoe hebben onderzoekers van PPO de gegevens uit de CBS-landbouwtellingen beoordeeld en hield PPO een aantal interviews met deskundigen uit de regio. Hieruit is geconcludeerd dat er zeker ruimte en toekomst is voor akkerbouw in het Zuidoosten. De toekomstige ontwikkelingen zullen deels afhankelijk zijn van externe factoren, zoals bijvoorbeeld politieke besluitvorming. Daarnaast is het echter aan de ondernemers om voor hun bedrijf een goede toekomst strategie te bepalen.

Meer akkerbouw

Het grootste deel van de akkerbouw in Zuidoost-Nederland is te vinden op akkerbouw- en veehouderijbedrijven en op combinaties hiervan, de zogenaamde gemengde bedrijven. Cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) voor de periode 1990 t/m 2002, bewerkt door het Landbouw Economisch Instituut (LEI), laten zien dat de verhoudingen tussen verschillende landbouwsectoren zijn gewijzigd. Zo nam het aantal akkerbouwbedrijven met 48% toe en het aantal gemengde bedrijven met 19% af. Verder is het aantal veehouderij- en groenteteeltbedrijven in 2002 lager dan in 1990.

Niet alleen zijn er verschuivingen in de aantallen bedrijven, maar ook in de arealen. Het areaal grasland en voedergewassen nam af en het areaal akkerbouwgewassen nam toe, ook op de veehouderijbedrijven. Andere sectoren waar een stijging van het areaal te zien is, zijn de bloembollensector en de sierteeltsector. De CBS-cijfers laten ook zien dat op de akkerbouwbedrijven 44% van het inkomen buiten de landbouw wordt gehaald, in de andere sectoren is dit slechts 0 tot 20%. Dit is gedurende de periode van 1990 tot 2002 niet veranderd.

Verklaring ontwikkelingen

Om bovengenoemde veranderingen te verklaren hebben onderzoekers van PPO de gegevens uit de CBS-landbouwtellingen beoordeeld. Ook hield PPO een aantal interviews met deskundigen uit de regio. Een verklaring voor toename van de akkerbouw in deze regio zijn de recente crisissen in de veehouderijsector. Grote gemengde bedrijven hebben bijvoorbeeld hun activiteiten opgesplitst in twee afzonderlijke bedrijven. Wat deels de afname verklaart van het aantal gemengde bedrijven en deels de toename van het aantal akkerbouwbedrijven. Een andere oorzaak van deze toename is de opkoopregeling in de veehouderijsector. Veel bedrijven werden gestaakt, maar de grond bleef vaak wel in eigendom van de bedrijfsbeëindiger als een vorm van pensioenvoorziening. Op grond die op deze manier eigendom is van particulieren worden vaak extensieve akkerbouw gewassen geteeld, omdat deze weinig investeringen en arbeid vragen.

Intensieve gewassen

De stijging van de hoeveelheid sierteelt en bloembollenteelt in de regio is vrij eenvoudig te verklaren. Zo zijn er enerzijds de akkerbouwers uit de regio die door opname van deze hoogsalderende teelten in hun bouwplan hun bedrijfsinkomen proberen te verhogen. Anderzijds zijn er bollentelers uit het Westland die vanwege grondgebrek in het Westen bollen gaan telen in het Zuidoosten, vaak op contract.

Mechanisering

Het aantal bedrijven met vollegrondsgroenten is sinds 1990 afgenomen terwijl het areaal is toegenomen. Verklaring hiervoor is dat een aantal groenteteelten steeds akkerbouwmatiger worden geteeld. Dit houdt in dat er meer gebruik wordt gemaakt van mechanisatie, waardoor dure arbeid is uit te sparen. Om de mechanisatie rendabel te maken moeten de machines zo goed mogelijk benut worden, grotere arealen per bedrijf is dan een noodzaak. Deze ontwikkeling biedt perspectieven voor loonwerkers en samenwerking tussen boeren. Naast de schaalvergroting in de groenteteelt gaan steeds meer groentetelers ook akkerbouwgewassen verbouwen.

Kleine bedrijven

Om nog meer inzicht in de ontwikkelingen te krijgen is het nuttig om onderscheid te maken tussen kleine en grote bedrijven. “Kosten voor mechanisatie en grond zijn een knelpunt, maar voor de kleinere bedrijven zijn deze niet meer op te brengen.” zei een onderzoeker in de regio. Daardoor kunnen deze bedrijven zich niet richten op schaalvergroting en de daarbij behorende lagere kostprijs. Deels hierdoor en deels door het ontbreken van een opvolger zullen veel kleine bedrijven gaan stoppen. Voor de blijvers zijn er mogelijkheden in nevenactiviteiten als aan-huis-verkoop, zorgtaken, natuurbeheer en toerisme. Het opzoeken van niche-markten en nieuwe producten in bestaande markten kan ook een oplossing zijn voor deze kleine bedrijven. Moeilijk is dat deze markten over het algemeen erg klein zijn en daardoor snel overvoerd. Last but not least is voor deze bedrijven ook het deeltijdondernemerschap een optie. In de akkerbouwsector hebben al veel mensen een baan naast het ondernemerschap, vaak wel in de aanverwante sector.

Grote bedrijven

De grote bedrijven zullen verder groeien. “Schaalvergroting blijft voor de grotere bedrijven een noodzaak” is een andere opmerking die in de interviews werd gemaakt. Concurrentie vindt veelal plaats op prijs. Schaalgrootte en bedrijfsvoering zijn belangrijke factoren die de kostprijs bepalen. Dit verklaart ook de verdere specialisatie die wordt gesignaleerd op deze bedrijven. Door specialisatie kunnen bedrijven groot worden in een bepaalde tak, terwijl ze zonder specialisatie juist meerdere kleine takken naast elkaar hebben en daardoor nergens een efficiëntieslag kunnen maken.

Toekomst

De regio heeft volgens de geïnterviewden een goede infrastructuur en op de bedrijven is veel kennis aanwezig. Ook de sterke ondernemersmentaliteit wordt als positief beoordeeld. Mogelijkheden worden vooral gezien in specialisatie. Enerzijds grootschalig op grote gewassen, anderzijds kleinschalig op nichemarkten en neventakken. Voor samenwerking tussen verschillende bedrijven wordt weinig animo ervaren en ook in samenwerking met afnemers en loonwerkers wordt weinig perspectief gezien.

Ondanks het feit dat een fors aantal bedrijven in de nabije toekomst het bedrijf zal staken, is er zeker ruimte en toekomst voor akkerbouw in het Zuidoosten. De toekomstige ontwikkelingen zullen deels afhankelijk zijn van externe factoren, zoals bijvoorbeeld politieke besluitvorming. Daarnaast is het echter aan de ondernemers om voor hun bedrijf een goede toekomststrategie te bepalen en daarvoor zijn vele mogelijkheden.