Publicatie datum: 15-11-2000
Agrarisch natuur- en landschapsbeheer op akkerbouw- en vollegrondsgroentebedrijven
Agrarisch natuur- en landschapsbeheer. Voor de meeste bedrijven betekent dit dat de bedrijfsvoering zal veranderen. Wellicht worden de randen van het bedrijf anders beheerd, of wordt het bedrijf anders ingericht. Hiervoor is ook andere kennis nodig: wat is het beste beheer? Hoe kan ik dat beoordelen en wat zijn de gevolgen voor de akker? Tenslotte zijn er natuurlijk vragen over de economische gevolgen voor het bedrijf. Op dit soort vragen probeert het PAV antwoorden te geven in het onderzoek naar agrarisch natuurbeheer.
Ontwikkelingen
De laatste jaren ontstaat er steeds meer aandacht en belangstelling voor natuur- en landschapsbeheer door boeren. Dat is minder bijzonder dan het lijkt. Van oudsher zijn de boeren altijd de beheerders van het landelijk gebied geweest. Vroeger was dat vanzelfsprekend, omdat natuur ook waarde had voor de bedrijfsvoering. Hagen werden gebruikt voor geriefhout en veekering, het plaggen van heide was essentieel voor het rondzetten van de vruchtwisseling, etc.
Met het optimaliseren en moderniseren van de landbouw verdween echter het nut van dit type beheer. Langzaam maar zeker werden de landschapselementen verwijderd en veranderde het landgebruik en het landschap drastisch.
Samenleving
Ook de samenleving is sterk veranderd. Had vroeger bijna iedereen wel een vorm van binding met de landbouw, tegenwoordig is nog slechts 3% van de Nederlanders daarin werkzaam. Het grootste gedeelte van de overige 97% woont en werkt in grote woonkernen en heeft steeds meer vrije tijd. Vrije tijd die men graag wil doorbrengen in een aantrekkelijk landschap met gevarieerde natuur. Niet alleen in de grotere natuurgebieden maar ook in de directe woonomgeving, het buitengebied. Daarmee wordt weer een beroep op
boeren gedaan en krijgt natuur- en landschapsbeheer weer een waarde voor boeren. Boeren kunnen aan de samenleving diensten leveren in de vorm van een aantrekkelijk
en gevarieerd buitengebied.
Vergoeding
De overheid stimuleert natuur- en landschapsbeheer op tal van manieren. Dit jaar (= 2000) is het Programma Beheer gestart. Dat is een regeling waarbij boeren voor bepaalde vormen van natuurbeheer op of buiten hun bedrijf een vergoeding kunnen ontvangen. De vergoedingen zijn gebaseerd op opbrengstderving plus een bonus. Daarmee is natuurbeheer ook financieel aantrekkelijk. Het geld is overigens niet de enige reden om natuurbeheer op te pakken.Veel boeren ervaren dat hun werk voor natuur en landschap sterk gewaardeerd wordt door de omgeving.
Teeltvrije zones
De samenleving bemoeit zich ook op ander vlakken steeds nadrukkelijker met de landbouw. Zo zijn in de nieuwe AMvB ‘open teelten’ teeltvrije zones verplicht langs de slootkant. De verwachting is dat deze zones de komende jaren breder zullen worden. Deze zones zullen op de een of andere manier beheerd moeten worden.
Cross-compliance
Tenslotte is dit jaar een start gemaakt met cross-compliance: het ‘voor wat hoort wat’-principe. Dit houdt in dat in ruil voor Europese landbouwsubsidies tegenprestaties verwacht worden op het gebied van milieu, natuur en landschap. Voorbeelden zijn bepaalde teeltmaatregelen waardoor het milieu minder belast wordt, of meer natuurlijke vormen van slootkanten- en randenbeheer.
Nieuwe kansen
Bovenstaande schets laat zien dat er de laatste tijd veel verandert in de landbouw. Veranderingen die voor bedrijven ook nieuwe kansen kunnen bieden. Kansen die door de praktijk ook opgepakt worden. Steeds meer bedrijven laten bijvoorbeeld een bedrijfsnatuurplan opstellen. Daarin wordt aangegeven hoe naast een economische bedrijfsvoering natuur een plaats op het bedrijf kan krijgen. Ook bestaat veel belangstelling voor het afsluiten van beheerscontracten bij het Programma Beheer. Helaas geldt dit programma maar in beperkte delen van Nederland.
Onderzoek
Het PAV doet al sinds 1991 onderzoek naar agrarisch natuurbeheer, en wel op drie niveaus: onderzoek op de regionale proefbedrijven op bedrijfsschaal; onderzoek in samenwerking met praktijkbedrijven op regioschaal; en tenslotte aanvullend detailonderzoek op het proefbedrijf Ontwikkeling Bedrijfs Systemen, het OBS te Nagele.
Proefbedrijven
Het onderzoek op de proefbedrijven is gericht op het inpassen van agrarisch natuurbeheer in de bedrijfsvoering. Belangrijk hierin zijn de gevolgen voor de bedrijfsvoering en de gerealiseerde natuurwaarde. Op het proefbedrijf OBS te Nagele is in 1991 begonnen met onderzoek naar slootkantbeheer (Vereijken, AB-DLO). De vraag was hoe in een jonge polder met een geringe zaadvoorraad in korte tijd aantrekkelijk bloeiende slootkanten te realiseren zijn. Hiertoe werden slootkanten ingezaaid met plantensoorten die passen bij de grondsoort. Vervolgens is het beheer van de slootkanten veranderd van het oorspronkelijke klepelbeheer naar twee maal per jaar maaien en afvoeren. Dit zogenaamde
verschraalbeheer resulteert in een milieu dat geschikt is voor vestiging van de ingezaaide plantensoorten.
Bovendien is dit relatief schrale milieu niet geschikt voor de vestiging van akkeronkruiden. De resultaten laten zien dat in een periode van vijf jaar de soortenrijkdom in deze slootkanten flink is toegenomen (figuur 1).
Inmiddels is het onderzoek verbreed en is voor de OBS een integraal bedrijfsnatuurplan opgesteld en uitgevoerd.
Akkerranden
In 1998 is het onderzoek naar agrarisch natuurbeheer uitgebreid met drie locaties. Dit zijn de regionale proefboerderijen PAV-ZON te Vredepeel, PAV-Zuidwest te Westmaas en PAV-NNO te Rolde (Kooijenburg). Ook voor deze bedrijven is een integraal bedrijfsnatuurplan opgesteld, waarbij 5% van de bedrijfsoppervlakte is ingericht met agrarische natuur. Het grootste gedeelte van de agrarische natuur op de bedrijven is aangelegd in de vorm van 3 meter brede teeltvrije zones langs de sloten. Deze zones (bufferstroken) dienen ervoor om vermesting en drift naar de slootvegetatie en het wateroppervlak te voorkomen. Zo worden de aanwezige natuurwaarden die vaak in de slootkanten te vinden zijn beschermd. Met een aangepast slootkantbeheer (maaien en afvoeren) kan de natuurwaarde vervolgens verhoogd worden.
Op de proefbedrijven zijn vijf verschillende type randen aangelegd, waarvan twee typen die ook binnen het Programma Beheer passen (tabel 1).
Type rand | Omschrijving | Doelstelling |
bermentype | mengsel met voornamelijk langzaam groeiende roodzwenkgrassen (2x per jaar maaien en afvoeren) | lage productie, open grasmat waarin aantrekkelijk bloeiende soorten zich kunnen vestigen |
Engels raaitype | 100% Engels raaigras (2x per jaar maaien en afvoeren) | hoge productie, snel de aanwezige stikstof afvoeren |
pollenvormend type | mengsel met vooral pollenvormende grassen als beemdlangbloem, rietzwenkgras, kropaar (2x per jaar maaien en afvoeren) | gericht op het bevorderen van loopkevers e.d. voor natuurlijke plaagbestrijding |
faunarand (Programma Beheer) | mengsel als pollenvormend type (eenmaal per jaar klepelen) | hoog opgaand gewas met dekking in de winter voor o.a. de patrijs |
graanrand (Programma Beheer) | ieder jaar wintergraan op dezelfde plaats | ontwikkelen van specifieke akkerflora |
Deze randen worden beoordeeld op hun natuurwaarde, op de mate waarin ze leiden tot veronkruiding van de naast gelegen akker, op de benodigde arbeidsinzet voor beheer en op de praktische inpasbaarheid in de bedrijfsvoering.
In het huidige Programma Beheer wordt aan het einde van het zesjarige contract een bonus uitgekeerd als het beoogde natuurdoel wordt behaald. In het hiervoor beschreven onderzoek wordt gekeken of de doelen van dit programma in de praktijk mogelijk zijn binnen de overeengekomen periode.
In de eerste twee jaar verschilden de randen niet in benodigde arbeidsinzet en praktische inpasbaarheid in de bedrijfsvoering. Er ontstond geen extra onkruiddruk in de gewassen. Voorlopig lijkt het erop dat het bermenmengsel zich ontwikkelt tot de rand met de meeste plantensoorten. Over diversiteit aan diersoorten is nog niet veel te zeggen.
Praktijkbedrijven
Als hulpmiddel bij het invoeren van agrarisch natuurbeheer op een bedrijf wordt vaak een bedrijfsnatuurplan opgesteld. Een goed bedrijfsnatuurplan houdt bij de inrichting rekening met het landschap waarin het bedrijf gesitueerd is. Zo kan het bedrijf een bijdrage leveren aan dat landschap. Daarnaast is het van belang om rekening te houden met beleidsvisies die opgesteld zijn voor het gebied. Dit vergroot het draagvlak voor de activiteiten en voorkomt dat voor bepaalde zaken vergunningen geweigerd worden. Tenslotte wordt in een goed plan nadrukkelijk rekening gehouden met de bedrijfsvoering. Hoe beter het plan met de bedrijfsvoering samengaat, hoe groter de kans dat het plan ook succesvol wordt uitgevoerd.
Er kan met de inrichting bijvoorbeeld rekening gehouden worden met specifieke plaagaspecten die op het bedrijf spelen. Een goed plan houdt rekening met het landschap. Het beleid en het bedrijf en ziet er dus in iedere regio anders uit.
Voor het opstellen van deze bedrijfsnatuurplannen bestaat nog geen goede systematiek. Hoe een bedrijfsnatuurplan eruit komt te zien, hangt sterk af van de kennis en de beschikbare tijd en interesse van de opsteller van het plan.
'Natuur breed'
Op het PAV hebben we de afgelopen jaren gewerkt aan de ontwikkeling van een systematiek voor het opstellen van bedrijfsnatuurplannen. Om deze systematiek geschikt te maken voor de praktijk is onlangs het praktijkbedrijven project “Natuur breed” gestart. In dit onderzoeksproject wordt deze methode gebruikt om bedrijfsnatuurplannen op te stellen en uit te voeren voor twintig praktijkbedrijven in 5 verschillende regio’s in Nederland. De ervaringen van de deelnemers en de gevolgen voor natuur, landschap en bedrijf zullen nauwkeurig
in beeld gebracht worden. Uiteindelijk moet het project leiden tot een eenvoudig stappenplan voor het opstellen van een bedrijfsnatuurplan.
Natuur functioneel gebruiken
Aanvullend op het bedrijfs- en regionaal gerichte onderzoek onderzoeken we meer specifiek hoe we natuur op bedrijven kunnen inzetten om ziekten en plagen te stabiliseren. De centrale vraag hierbij is hoe een bedrijf ingericht en beheerd kan worden om natuurlijke vijanden van specifieke plaaginsecten te bevorderen. Deze vraag wordt steeds belangrijker gezien het groeiend aandeel biologische landbouw in Nederland maar ook gezien het inkrimpende gewasbeschermingsmiddelenpakket voor de gangbare landbouw.
Twee aspecten
Voor het functioneel inzetten van natuur op het bedrijf zijn twee aspecten van belang. Ten eerste moet de natuur op het bedrijf gevarieerd zijn. Hoe gevarieerder de natuur, hoe meer verschillende diersoorten, en daarmee ook meer nuttige diersoorten. Ten tweede moet deze natuur goed over het bedrijf verdeeld zijn. Als de natuur fijnmazig over het bedrijf verdeeld is, kunnen de natuurlijke vijanden ook beter alle delen van het bedrijf bestrijken.
Gevarieerde natuur brengt echter veel werk met zich mee en een fijnmazige structuur lijdt uiteindelijk tot kleine percelen. Beide kunnen beperkend zijn voor een rendabele bedrijfsvoering. De kunst is dus om een evenwicht te vinden tussen economisch verantwoord produceren en het optimaal inzetten van natuur voor plaagbeheersing.
OBS Nagele
Om dat optimum te vinden is dit jaar een start gemaakt met een nieuw experimenteel biologisch bedrijfssysteem op de OBS te Nagele. Dit bedrijfssysteem is specifiek ingericht om de vragen rond maatvoering en gevarieerdheid van de natuur voor natuurlijke plaagbestrijding op te lossen.
Gegevens die dit systeem oplevert kunnen vervolgens weer gebruikt worden bij het opstellen van specifieke bedrijfsnatuurplannen.
Toekomst
Agrarisch natuur- en landschapsbeheer moet in de toekomst zó vorm gegeven worden dat het voordelen biedt aan zowel boeren als burgers. Het PAV wil in haar onderzoek naar agrarisch natuur- en landschapsbeheer oplossingen en toepassingen aandragen om dit te realiseren.