Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 20-03-2013

Adviesbasis voor de bemesting van akkerbouwgewassen - Fosfaat

In dit deel van de adviesbasis vindt u de meest actuele fosfaatbemestingsadviezen.Het advies bestaat uit een gewasgericht advies voor het behalen van een economisch optimale opbrengst en uit een bodemgericht advies voor handhaving van de streeftoestand van de bodem en eventuele reparatie daarvan.

Algemeen

De hoogte van de fosfaatbemesting hangt af van de fosfaattoestand van de bodem en de gewasbehoefte. De fosfaattoestand wordt aangegeven met het Pw-getal (mg P2O5/l grond). Nadere informatie over de bijbehorende extractiemethoden is [INVALID URL] te vinden.

Het advies bestaat uit een gewasgericht advies voor het behalen van een economisch optimale opbrengst en uit een bodemgericht advies voor handhaving van de streeftoestand van de bodem en eventuele reparatie daarvan. Beide adviezen worden in de volgende paragrafen toegelicht.
De twee adviezen leiden doorgaans tot verschillende uitkomsten. Er moet worden voldaan aan beide adviezen. Het gewasadvies geldt voor het specifieke gewas dat op dat moment wordt geteeld. Bij het bodemadvies gaat het erom dat er op rotatieniveauaan wordt voldaan. Vaak wordt de gift zo verdeeld over de gewassen in de rotatie dat zo veel mogelijk wordt voldaan aan het gewasadvies. Bij de gewassen waar dat niet het geval is, wordt de bemesting zo verhoogd dat ook wordt voldaan aan het gewasadvies. Er wordt dan meer gegeven dan het bodemadvies. Omgekeerd zal in een bouwplan met weinig fosfaatbehoeftige gewassen het bodemadvies vaak de bemesting bepalen. Er wordt dan meer gegeven dan het gewasadvies. Een rekenvoorbeeld is [INVALID URL] te vinden.

Voor snijmaïs is in 2011 een nieuw gewasgericht fosfaatadvies opgesteld dat niet meer gebaseerd is op het Pw-getal, maar op een combinatie van P-CaCl2 (P-PAE) en P-Al. Dit advies is vastgesteld door de Commissie Bemesting Grasland en Voedergewassen en is overgenomen in de Adviesbasis voor Akkerbouw/Vollegrondsgroenten.

Bodemgericht advies

In tabel 1 is de waardering van de fosfaattoestand van de bodem voor de akkerbouw weergegeven op basis van het Pw-getal. Deze waardering geldt voor alle grondsoorten. Bij het bodemgerichte advies wordt gestreefd naar de toestand voldoende.

Tabel 1. Waardering van de fosfaattoestand van de bodem op basis van Pw-getal (1970).
WaarderingPw-getal
Zeer laag< 11
Laag11-20
Voldoende21-30
Ruim voldoende31-45
Vrij hoog46-60
Hoog> 60

Op veeljarige proefvelden is gevonden dat bij gewassen als aardappelen en bieten bij een lage fosfaattoestand met een hoge fosfaatbemesting een lagere opbrengst wordt behaald dan bij een hogere fosfaattoestand met een lagere bemesting. Dit zal zeker ook gelden voor andere fosfaatbehoeftige gewassen. In tabel 2 zijn streefgetallen  vermeld waarbij dit nadelige opbrengsteffect niet meer optreedt. Deze streefgetallen gelden alleen voor bouwplannen met aardappelen en andere fosfaatbehoeftige gewassen. In andere gevallen kan worden uitgegaan van een Pw van 20. Naast streefgetallen zijn ook Pw-trajecten genoemd waarbinnen wordt geadviseerd de toestand te handhaven (tabel 2).

Tabel 2. Het voor een bouwplan met aardappelen of andere fosfaatbehoeftige gewassen gewenste Pw-getal op diverse grondsoorten en het traject waarbinnen wordt geadviseerd de toestand te handhaven (1984).
GrondsoortStreefgetalToestand handhaven
Zeeklei, zeezand2525-45
Dekzand, dalgrond, rivierklei, löss3030-45

Indien de fosfaattoestand lager is dan het streefgetal wordt geadviseerd deze te verhogen. In tabel 3 is het advies gegeven voor de hoeveelheid fosfaat die nodig is om de fosfaattoestand op het gewenste peil te brengen.
Indien de fosfaattoestand gelijk of hoger is dan het streefgetal en niet hoger dan Pw 45, wordt geadviseerd de toestand te handhaven. Daarvoor moet gemiddeld over het bouwplan de fosfaatafvoer worden gegeven plus het  onvermijdbare fosfaatverlies. Door de opbrengst van de verschillende gewassen te vermenigvuldigen met een [INVALID URL] kan de gemiddelde afvoer worden geschat. Op akkerbouwbedrijven varieert die afvoer van 40 tot 65 kg P2O5/ha/jaar, afhankelijk van de bouwplansamenstelling en de gewasopbrengsten. Door de grote diversiteit aan gewassen op groentenbedrijven kan voor deze bedrijven moeilijk een afvoerrange worden gegeven.
Het onvermijdbare fosfaatverlies hangt af van de Pw die men wil handhaven: een hogere Pw gaat gepaard met een hoger onvermijdbaar verlies. Lopend lange-termijnonderzoek moet nog uitsluitsel geven over de precieze omvang van de onvermijdbare verliezen. Voorlopig kan worden uitgegaan van een onvermijdbaar verlies van 5 kg P2O5/ha/jaar voor handhaving van een Pw aan de onderkant van het traject waarbinnen wordt geadviseerd de toestand te handhaven (tabel 2) en van 20 kg P2O5/ha/jaar voor handhaving van een Pw aan de bovenkant van dit traject.
Een fosfaattoestand die hoger is dan Pw 45 hoeft niet te worden gehandhaafd. De fosfaataanvoer mag dan lager zijn dan de afvoer plus het onvermijdbare verlies. Als de hoge toestand daalt en in het traject tussen streefgetal en Pw 45 komt (tabel 2), geldt het eerder genoemde advies om de toestand te handhaven.

Tabel 3. Hoeveelheid fosfaat (kg P2O5/ha) die boven de onttrekking nodig is om het Pw-getal te verhogen tot 25 op zeeklei en zeezand en 30 op de overige gronden (1984).
Pw-getalZeeklei, zeezandDekzand, dalgrond, rivierklei, löss
11.5001.710
51.1301.340
10780990
15490700
20230440
250210

Opmerkingen bij tabel 3:

  1. In verband met de soms, niet geheel verklaarde, nadelige effecten van grote giften fosfaat in één keer, wordt geadviseerd niet meer dan 500 kg P2O5/ha/jaar te geven.
  2. Wanneer de hoofdgrondbewerking aanmerkelijk dieper is dan 25 cm, kan voor het bereiken van de gewenste toestand meer fosfaat nodig zijn dan het advies aangeeft. Dit kan ook het geval zijn op zeer kalkrijke of sterk ijzerhoudende gronden.

Gewasgericht advies

In de tabellen 4 en 6 zijn de fosfaatgiften vermeld die nodig zijn om gegeven de fosfaattoestand de economisch optimale opbrengst te bereiken. Hierbij is rekening gehouden met zowel de marktbare opbrengst als de kosten voor fosfaatmeststoffen.
Bij de uiteindelijke bemesting gaat het erom dat aan zowel het bodem- als het gewasgerichte advies wordt voldaan. Neem daartoe de volgende stappen:

  1. Bepaal het gewasgerichte advies van de afzonderlijke gewassen in de gewasrotatie op het perceel en bereken vervolgens hoeveel fosfaat bij opvolging van het advies op rotatieniveau wordt aangevoerd;
  2. Indien de aanvoer op rotatieniveau volgens het gewasgerichte advies lager is dan volgens het bodemgerichte advies (dat geldt op rotatieniveau), dient laatstgenoemde te worden gevolgd. De extra fosfaat (bovenop het gewasgerichte advies) kan dan het beste aan de meest fosfaatbehoeftige gewassen binnen de rotatie worden gegeven.

Gewasgericht advies op basis van Pw

In tabel 4 zijn de fosfaatgiften vermeld die nodig zijn om bij een bepaalde fosfaattoestand van de bodem (op basis van Pw) de economisch optimale opbrengst te bereiken. De gewassen zijn ingedeeld in 5 gewasgroepen, afnemend in fosfaatbehoefte. Vanwege de integratie van het vollegrondsgroenten- met het akkerbouwadvies is een extra gewasgroep (0) toegevoegd aan de bestaande groepen. De indeling in gewasgroepen is weergegeven in tabel 5.

Tabel 4. Geadviseerde hoeveelheden fosfaat in kg P2O5/ha (gewasgroep 0, 2002; overige gewasgroepen, 1992).
Pw-getalDekzand, dalgrond, rivierklei, lössZeeklei, zeezand
GewasgroepenGewasgroepen
0123401234
10 185160130100 18515011060
15 17014511080 1701309040
20 1501259560 1501156520
25 1351107540245 *13595450
30235 *120905520190 *1207520 
35155 *10575400130 *105550 
4095 *855520 85 **8540  
4570 **70400 70 **7020  
5055 **5520  55 **550  
5535 **350  35 **35   
6020 **20   20 **20   
65          

*: Gift plaatsen, dat wil zeggen ondiep in het zaaibed of op plantdiepte toedienen of als rijenbemesting toedienen;
**: Wanneer de meststof wordt geplaatst (bovenin het zaaibed, op plantdiepte of als rijenbemesting), kan worden volstaan met 50-75% van de adviesgift. De besparing is groter naarmate de groeiduur korter, de rijenafstand ruimer, de beworteling ondieper, de dagelijkse vraag naar fosfaat en totale fosfaatopname hoger en de fosfaattoestand lager is.

Opmerkingen bij tabel 4:

  1. Bij twee teelten per jaar het tweede gewas bemesten met de helft van de geadviseerde hoeveelheden.
  2. Pootaardappelen kunnen zwaarder met fosfaat worden bemest dan consumptieaardappelen.
  3. Granen met ondervrucht klaver hebben iets meer fosfaat nodig dan granen alleen.
  4. Het heeft voordelen als in een bouwplan het fosfaat voor de niet-fosfaatbehoeftige gewassen (groepen 3 en 4) aan de fosfaatbehoeftige gewassen wordt gegeven. Bij een zeer lage fosfaattoestand kan het nodig zijn alle gewassen een fosfaatbemesting te geven.
  5. Bij de fosfaatgiften gelden de volgende rekenformules:
    • Dekzand, dalgrond, rivierklei, löss: 218-3,3*Pw, 195-3,5*Pw, 167-3,67*Pw, 140-4*Pw voor resp. gewasgroepen 1, 2 , 3 en 4
    • Zeeklei, zeezand: 218-3,3*Pw, 187-3,71*Pw, 155-4,5*Pw, 100-4*Pw voor resp. gewasgroepen 1, 2 , 3 en 4
    Uitkomsten worden afgerond op veelvouden van 5 kg, uitkomst lager dan 20 kg wordt afgerond op 0 kg.
    De giften in gewasgroep 0 zijn niet met eenvoudige formules te berekenen en zijn derhalve hier niet vermeld.
Tabel 5. Indeling gewasgroepen bij de fosfaatadvisering.
GewasgroepGewassen
0Andijvie (incl. krulandijvie), augurk (teelt-aan-touw), bleekselderij, Chinese kool, consumptieraap, paksoi, pastinaak op zand, peen op zand (alle teelten), peterselie (eenmalige en meermalige oogst), sla (bind-, krop-, ijs-, eikenblad, lolla rossa), snijbiet, spinazie, venkel, witlof op zand
1Aardappel (consumptie-, zetmeel-, industriële verwerking), augurk (vlakvelds), boon (bruine, stamsla-, snij-, stok-, pronk-, tuin-, veld-)*, erwten (dop-, landbouw), knoflook, koolrabi, knolselderij, peul, rammenas, spruitkool, uien (bosui, sjalot, zilverui, plant- en zaaiui)
2Suikerbieten, voederbieten, zaadbieten, vlas, karwij, raapsteel, radicchio, radijs
3Bloembollen, klaver, wikken, luzerne**, gerst, witlof,1- en 2-jarig grasland (2 sneden), peen op klei (alle teelten), pastinaak op klei, witlof op klei
4Granen (behalve gerst),graszaad, koolzaad, aardbei, asperge (wit en groen), bieslook, bloemkool (witte, groene, romanesco), boerenkool, broccoli, courgette, koolraap, kroot, pompoen, prei (alle teelten), rabarber (alle teelten), schorseneer, sluitkool (groene, rode, savooie, witte, spits-)

*: Op zandgrond betreft het giften die als rijenbemesting worden toegediend; bij breedwerpige toediening dient 2x zoveel gegeven te worden. Op kleigrond betreft het giften die breedwerpig worden toegediend; bij rijenbemesting kan 75% van de breedwerpig geadviseerde gift worden volstaan.
**: Het advies voor luzerne is gebaseerd op een opbnregst van 12,5 ton droge stof per ha. Indien de opbrengst aanmerkelijk hoger is, wordt 20 kg P2O5 per ha extra geadviseerd. 

Gewasgericht advies op basis van P-CaCl2 en P-Al

In tabel 6 zijn de fosfaatgiften vermeld die nodig zijn voor maïs om bij een bepaalde fosfaattoestand van de bodem (op basis van P-CaCl2 in combinatie met P-AL) de economisch optimale opbrengst te bereiken. De adviesgift fosfaat dient bij maïs te worden toegediend als rijenbemesting.

Tabel 6. Geadviseerde hoeveelheden fosfaat voor maïs (snij-, korrel-, suiker-) in kg P2O5/ha, toegediend als rijenbemesting, op basis van P-CaCl2 (P-PAE) en P-AL (2011)
P-CaCl2P-ALAdvies in de rij (kg P2O5/ha)
bij een breedwerpige fosfaatgift*zonder breedwerpige fosfaatgift
1102734
1152532
1202329
1252127
1302025
1351823
1401722
1451722
1501722
1551722
1601722
1651722
1701722
2152026
2202025
2251924
2301823
2351822
2401722
2451621
2501620
2551519
2601518
2651418
2701317
3201519
3251519
3301418
3351418
3401417
3451317
3501317
3551316
3601216
3651215
3701215
4301114
4351114
4401113
4451013
4501013
4551013
4601012
4651012
4701012
530811
535810
540810
545810
550810
555810
560810
56589
57079
63568
64068
64568
65068
65567
66067
66567
67067
74056
74556
75056
75556
76006
76506
77005
84500
8> 4500

*: Dit betreft de gift in de rij bovenop een volvelds toegediende fosfaatgift (via dierlijke mest of kunstmest) ter orde van grootte van 60 tot 90 kg P2O5 per ha.

Opmerkingen bij tabel 6:

  1. Het gewasgerichte fosfaatadvies voor maïs, gebaseerd op P-CaCl2 en P-AL, betreft een rijenbemestingsadvies dat is uitgesplitst naar een situatie met en zonder breedwerpige fosfaatgift van 60-90 kg P2O5 per ha uit organische mest of kunstmest. Uit onderzoek is gebleken dat in de rij toegediend fosfaat sterk effect heeft op de maïsproductie en breedwerpig toegediend fosfaat nauwelijks. De fosfaatgift in de rij is daarom bedoeld voor de gewasproductie, terwijl de breedwerpige gift meer bijdraagt aan de handhaving van de fosfaattoestand van de bodem.
  2. Bij toepassing van alleen de adviesgift fosfaat in de rij, is de fosfaataanvoer lager dan de onttrekking door het gewas (voor snijmaïs 75 kg P2O5 per ha bij een droge¬stofopbrengst van 16,5 ton per ha). Voor handhaving van de fosfaattoestand van de bodem in het streeftraject (tabel 3.2) moet (in bouwplanverband) meer fosfaat worden aangevoerd. Bij hoge fosfaattoestand is dat niet noodzakelijk.
    N.B.: hoewel voor maïs het gewasgericht advies is gebaseerd op P-CaCl2 en P-AL, zijn hiervoor nog geen streefwaarden voor de fosfaattoestand van de bodem opgesteld en moet voorlopig nog worden uitgegaan van Pw. De intentie is om in de toekomst de streeftoestand van de bodem te baseren op P-AL.
  3. Indien de rijenbemesting wordt uitgevoerd met drijfmest, mag niet meer dan 35-40 m3 per ha te worden toegediend om de mest goed in de bouwvoor te houden en niet er bovenop. De drijfmest wordt hierbij aan beide kanten van de zaairij op een afstand van 8-10 cm van de rij geïnjecteerd. Nauwkeurige afstelling van de machine is belangrijk, om te voorkomen dat het zaad in de drijfmest terechtkomt. Dit heeft een slechte opkomst tot gevolg. Met GPS is het mogelijk om eerst drijfmest als rijenbemesting toe te dienen en later te zaaien met eventueel nog een aanvullende rijenbemesting met kunstmest.
  4. Het wordt afgeraden om tegelijkertijd met de drijfmestrijenbemesting een aanvulling met nitraathoudende stikstofkunstmest te geven, omdat daarbij het nitraat grotendeels verloren kan gaan door denitrificatie.

Optimalisering fosfaatbemesting

Met name bij een fosfaattoestand onder Pw 35-40 kan in een bouwplan met een hoog aandeel fosfaatbehoeftige gewassen (aardappelen, groenten) niet altijd volgens het fosfaatbemestingsadvies worden bemest. Een efficiënte fosfaattoediening is dan van groot belang. In dit hoofdstuk worden hiervoor een aantal aandachtspunten gegeven.

Verdeling fosfaatruimte over gewassen en percelen

Probeer het beschikbare fosfaat zo veel mogelijk toe te dienen voorafgaand aan fosfaatbehoeftige gewassen en op percelen met een lage fosfaattoestand. Fosfaat wordt voor een belangrijk deel via dierlijke mest gegeven. Op kleigrond wordt dierlijke mest vaak in wintertarwe toegediend. Dit gewas heeft het fosfaat echter niet nodig. Met name bij een Pw onder de 35-40 is het fosfaat dan meer nodig bij gewassen als aardappelen. Probeer in die situatie de mest toch zo veel mogelijk voorafgaand aan de aardappelen en andere fosfaatbehoeftige gewassen toe te dienen.
Maak eventueel gebruik van mestscheidingsproducten, bijvoorbeeld toepassing van dikke fractie na de winter vóór aardappel en dunne fractie (als NK-meststof) in wintertarwe.

Tijdstip van bemesting

Voor een goede fosfaatwerking heeft toediening van de fosfaatmeststof in de winter of het voorjaar, vóór de voorjaarsgrondbewerking, de voorkeur boven toediening in de herfst. Bij suikerbieten geldt dit alleen voor percelen met een lage fosfaattoestand (Pw lager dan het streefgetal, zie tabel 2).

Fosfaatrijenbemesting

Plaatsing van fosfaat door rijenbemesting verhoogt bij een aantal fosfaatbehoeftige gewassen de benutting door het gewas van het toegediende fosfaat aanmerkelijk. Daardoor kan met een 25-50% lagere fosfaatgift worden volstaan zonder opbrengstderving. Bij de gewassen waarbij afdoende goed via onderzoek is vastgesteld dat een besparing mogelijk is, is dit weergeven bij tabel 4 en tabel 5 in deze adviesbasis.

Bodemstructuur

Door de geringe mobiliteit van fosfaat in de bodem is een ongestoorde wortelgroei van groot belang voor een voldoende fosfaatopname. Een goede bodemstructuur is hiervoor van groot belang. Denk hierbij aan een goede pH of probeer daar waar mogelijk groenbemesters te telen of extra organische stof via gewasresten achter te laten bijvoorbeeld door stro onder te werken.

Vochtvoorziening

Zorg voor een goede vochtvoorziening van het gewas; beregen op tijd. De vochtvoorziening heeft directe invloed op de productie, maar beïnvloedt ook de nutriëntenbenutting. In een droge bodem zijn nutriënten en met name fosfaat moeilijker opneembaar voor het gewas.