Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-02-2002

Aardappelen drogen met kachels: een vak apart

Om kachels effectief te gebruiken voor het drogen van aardappelen is kennis van zaken en enige voorzichtigheid vereist. In dit artikel wordt deze kennis op een rij gezet.

Of buitenlucht drogend werkt, hangt af van het dauwpunt van de buitenlucht. Het doet er daarbij niet toe of de lucht wel of niet met een kachel is opgewarmd, omdat de opwarming het dauwpunt niet verandert.
Bij het opwarmen van de partij moet worden voorkomen dat de aardappelen onderin veel warmer worden dan bovenin, omdat er anders overmatige condens boven in de partij ontstaat.

Inleiding

De aardappelen worden in het najaar over het algemeen met relatief lage temperaturen ingeschuurd en ook de buitenlucht wordt steeds kouder. Dit maakt het steeds moeilijker om aardappelen goed te drogen, zonder dat ze veel te koud worden. Door de vele nattigheid van dit jaar worden veel erg natte aardappelen ingeschuurd. Bovendien komt er nogal eens rot voor, waardoor een snelle droging van de partijen extra belangrijk is. Het gebruik van een kachel is dan ook vaak onvermijdelijk. Om kachels effectief te gebruiken, is kennis van zaken en enige voorzichtigheid vereist.

Dauwpunt

Om zo effectief mogelijk te drogen, moet het duidelijk zijn wat bedoeld wordt met het dauwpunt van lucht. Lucht bevat altijd een zekere hoeveelheid water in dampvorm. Naarmate lucht warmer is, kan er een grotere hoeveelheid waterdamp per kubieke meter lucht. Wanneer lucht ver genoeg afkoelt, komt er een moment waarop de lucht te koud wordt om de oorspronkelijke hoeveelheid waterdamp vast te houden. Dat is de dauwpuntstemperatuur. Koelt de lucht nog verder af, dan begint het overschot aan vocht te condenseren tegen aanwezige oppervlakken. De dauwpuntstemperatuur kan dus alleen maar gelijk zijn aan of lager zijn dan de werkelijke temperatuur van de lucht!

Bij welke temperatuur het vocht condenseert, hangt af van de mate waarin de oorspronkelijke lucht verzadigd was met water. Het dauwpunt kan daarom ook worden berekend uit de temperatuur en relatieve luchtvochtigheid van de lucht. Ook kan het dauwpunt worden gemeten met behulp van de zogenaamde natte-boltemperatuur. Tot slot wordt het dauwpunt ook vermeld in de regionale weerberichten op de radio.

Lucht en aardappelen

Ventileren met buitenlucht wordt gedaan om met behulp van die lucht de aardappelen in een bepaalde conditie te brengen of te houden. Het omgekeerde gebeurt echter ook: de aardappelen brengen de ingeblazen lucht in een bepaalde conditie. Bij het drogen neemt de ingeblazen lucht de temperatuur van de aardappelen aan. Dit is sterk medebepalend voor de drogende werking van die lucht.

Vrijwel iedereen waat dat een partij aardappelen droger wordt als de ingeblazen lucht kouder is dan het product. Dat klopt met het verhaal over het dauwpunt: de lucht wordt opgewarmd door de aardappelen, de temperatuur van de lucht beweegt zich dus van het dauwpunt af. Door de opwarming kan de lucht dus meer vocht bevatten dan toen ze werd ingeblazen.
Echter, ook lucht die warmer is dan de aardappelen kan drogend zijn. Dat is het geval zolang het dauwpunt van de lucht onder de temperatuur van de aardappelen ligt. Wanneer het dauwpunt van de lucht hoger is dan de aardappeltemperatuur, zal de lucht door de aardappelen worden afgekoeld tot onder het dauwpunt van die lucht. Als dat gebeurt, dan ontstaat er condens. Aangezien dit proces zich in de aardappelhoop afspeelt, zal het vocht dan op de aardappelen neerslaan.

Om te kunnen drogen, moet het dauwpunt van de ingeblazen lucht dus lager zijn dan de temperatuur van de aardappelen. In verband met enige onnauwkeurigheid van de verschillende metingen in aardappelen en buitenlucht wordt een veiligheidsmarge aanbevolen van twee graden. Dat betekent dat u pas gaat drogen met buitenlucht als de dauwpuntstemperatuur van de buitenlucht minimaal twee graden lager is dan de aardappeltemperatuur.

Kachel droogt de lucht niet

Bij het gebruik van een kachel is het van belang om te weten dat de hoeveelheid vocht die de ingeblazen buitenlucht kan opnemen door de kachel slechts tijdelijk wordt verhoogd. Dit komt doordat de lucht bij het inblazen weer vrijwel de temperatuur van de aardappelen krijgt, of ze nu eerst opgewarmd was of niet. Door het opwarmen van de lucht is het dauwpunt ervan niet veranderd, omdat de hoeveelheid vocht in de lucht gelijk blijft (neemt zelfs iets toe door de kachel). Zoals eerder gezegd, bepaalt het (onveranderd) dauwpunt van de lucht of er vocht uit de partij wordt afgevoerd, of dat er condens ontstaat.

Dit betekent dat het beter is om intern op te warmen wanneer het dauwpunt van de lucht te hoog is. Bij intern opwarmen vindt geen of weinig droging plaats, maar dat is beter dan condens veroorzaken met buitenlucht. Dus mét of zónder kachel: bij een dauwpunt dat hoger is dan de temerpatuur van de aardappelen geen buitenlucht gebruiken, tenzij het technisch niet anders kan.

Verdampingswarmte

Het voorgaande heeft duidelijk gemaakt dat het drogend maken van de buitenlucht niet de essentie van de kachel is. Wat is dan wél de werking van een kachel?
De eerste is het leveren van warmte. Warmte (energie) is nodig om vocht te verdampen. De benodigde warmte wordt aan de aardappelen onttrokken, waardoor hun temperatuur zakt. Bij lage buitentemperaturen (dus lage dauwpunten) kan dan de producttemperatuur teveel dalen. Het gebruik van kachels voorkomt dat de producttemperatuur teveel daalt.
De tweede werking is indirect. Door een lagere producttemperatuur zijn er namelijk minder uren per etmaal waarin het dauwpunt van de lucht nog geschikt is om te drogen. Door het op peil houden van de producttemperatuur kan er per etmaal langer met drogende buitenlucht worden geventileerd.

Voorzichtig

Het gebruik van kachels heeft wel beperkingen. De belangrijkste beperking is dat de inblaastemperatuur niet té veel hoger (niet meer dan 3 graden) moet zijn dan de aardappeltemperatuur. Als de aardappelen onder in de partij (veel) warmer zijn dan bovenin, dan gebeurt er het volgende: de ingeblazen lucht krijgt de temperatuur van de onderste laag aardappelen en raakt (bijna) verzadigd met vocht. De lucht gaat naar boven in de partij en wordt in de koudere bovenlaag afgekoeld en er ontstaat condens. Het gevolg is dat de onderlaag (uit)droogt, terwijl de bovenlaag natter wordt.
Bij het gebruik van lucht die warmer is dan de aardappelen zal dit verschijnsel vaak in enige mate optreden. Dat is niet erg, zolang de laag waarin dit gebeurt niet al te nat wordt, en vooral: niet te lang nat blijft. Om de onderlaag niet teveel warmer te laten worden dan de bovenlaag is het dus nuttig om de aardappeltemperatuur op verschillende hoogtes te kunnen meten. Wanneer het temperatuursverschil groter wordt dan 3 graden kan het beste intern worden geventileerd totdat de temperatuursverschillen weer grotendeels verdwenen zijn. Bij te sterk verwarmen wordt de onderlaag vaak te scherp gedroogd, met teveel gewichtsverlies als gevolg, terwijl de bovenlaag veel te lang veel te nat blijft. Hierdoor kunnen problemen met schimmel- en bacterieziekten ontstaan.
Kortom, drogen met een kachel moet met beleid en enig geduld gebeuren.

Rotte knollen

Probeer niet in een paar weken tijd rotte knollen geheel ingedroogd te krijgen. Hiervoor zijn veel te veel drogende ventilatie-uren nodig. Door voldoende om ervoor te zorgen dat rottende knollen niet gaan lekken en er uitbreiding van rot ontstaat. Veel meer ventileren gaat ten koste van het goede deel van de partij. Wel is het zo dat bij zetmeelaardappelen vochtverlies 'terugverdiend' kan worden door een stijging van het onderwatergewicht. Zorg met name voor voldoende interne ventilatie om regelmatig het vocht van rottende knollen te verdelen over het droge deel van de partij. Zolang rotte knollen niet gaan lekken is het voldoende als ze langzaam opdrogen in de periode van (af)koeling.

Tip: installeer kachels zo mogelijk achter de mengluchtluiken. Er kan dan onafhankelijk van het gebruik van buiten- of binnenlucht worden opgewarmd. Ook voor het afleveren kan dit van pas komen. Zorg bij deze opstelling wel voor een goede brandveiligheid!

Tip: Bevestig de buitenvoelers voor temperatuur en RV (of natte bol) altijd aan de noordkant van het gebouw of stel ze op enige afstand van de bewaarplaats en andere gebouwen op. De gebouwen worden door de zon snel opgewarmd, waardoor er verkeerde waarden worden gemeten. Immers, de ingeblazen lucht wordt niet door de gebouwen opgewarmd. Een goede plaats om de sensoren op te stellen is bijvoorbeeld een windsingel. De sensoren moeten altijd worden beschermd tegen direct zonlicht.

Conclusies

Of buitenlucht drogend werkt, hangt af van het dauwpunt van de buitenlucht. Het doet er daarbij niet toe of de lucht wel of niet met een kachel is opgewarmd, omdat de opwarming het dauwpunt niet verandert.
Bij het opwarmen van de partij moet worden voorkomen dat de aardappelen onderin veel warmer worden dan bovenin, omdat er anders overmatige condens boven in de partij ontstaat.