Publicatie datum: 15-05-2005
Aardappel als vanggewas
Er is veel vraag naar de mogelijkheden om via aardappel als vanggewas aardappelmoeheid te saneren. In de periode 1988-1992 heeft het toenmalige PAGV in samenwerking met Plantenziektenkundige Dienst en HLB onderzoek gedaan naar aardappel als vanggewas. Ten behoeve van het overzicht en het verkrijgen van een PD-erkenning als formele sanerende maatregel is het oude onderzoek nog eens bij elkaar gezet.
Evaluatie van de oude proeven levert voldoende bewijs om aardappel als vanggewas als een betrouwbare methode voor de bestrijding van aardappelcysteaaltjes te beschouwen. PPO adviseert de PD dan ook om aardappel als vanggewas als officiële sanerende maatregel te erkennen.
Inleiding
In de consumptieaardappelrassen is nog steeds weinig resistentie beschikbaar tegen het witte aardappelcysteaaltje, Globodera pallida. Anno 2005 bezitten alleen de rassen Innovator, Cycloon, Santé, Vechtster, Homage, Aziza, Balade en Maritiema resistentie tegen G. pallida. Er zijn dus weinig mogelijkheden om een besmetting in de hand te houden als bovengenoemde rassen niet beschikbaar zijn.
In de periode 1988-1992 heeft het toenmalige PAGV in samenwerking met Plantenziektenkundige Dienst (PD) en HLB onderzoek gedaan naar aardappel als vanggewas. Er is veel vraag naar de mogelijkheden om via aardappel als vanggewas, aardappelmoeheid te saneren. Ten behoeve van het overzicht en het verkrijgen van een PD-erkenning als formele sanerende maatregel is het oude onderzoek nog eens bij elkaar gezet.
Proeven en ervaringen
In 1988, 1989 en 1990 werd op een besmet perceel nagegaan wat de optimale groeiduur voor aardappel als vanggewas is. Dit werd ondersteund met 'emmerproeven', waarin planten in emmers zonder bodem werden geteeld, die het mogelijk maakten om de populatieontwikkeling in de wortels te volgen.
Naast de veldproeven werd in 1990, 1991 en 1992 op praktijkpercelen, waar met aardappel als vanggewas werd gewerkt, gemeten wat de resultaten waren. Via temperatuurmetingen werd getracht vermeerdering te koppelen aan de temperatuursommen. De conclusie is dat meting van temperatuur en berekening van de temperatuursom geen betere leidraad bieden dan het aantal groeidagen na poten. Maximale afnames van 78 tot 92% werden gemeten in een teeltduur van 37 tot 47 dagen. In de proeven is gewerkt met een vatbaar ras om ook te kunnen zien wanneer het mis gaat.
Praktische uitvoering
Voor uitvoering in de praktijk is het advies restpootgoed te gebruiken van G. pallida-resistente rassen. Ook dan geldt dezelfde kritische teeltduur, omdat ook op deze resistente rassen enige cystvorming plaatsvindt. Andere eisen zijn een snelle en volledige doorworteling van de bouwvoor om zoveel mogelijk aaltjes te lokken. Dit wordt het best bereikt door het vanggewas niet op ruggen te telen, maar op bedden met een zo smal mogelijk spoor tussen de bedden. Hiervoor moet in het voorjaar met de rotorkopeg een pootbed worden losgemaakt. Een poot- en rijafstand van 30cm en een pootdiepte van 5cm zorgt voor een snelle en volledige doorworteling van de bouwvoor. Dit kan door bijvoorbeeld een uienplantmachine te gebruiken. Het is belangrijk dat het pootgoed in het 'witte puntjes'-stadium verkeerd, zodat het, eenmaal gepoot, snel uitloopt. Als pootgoed kan het best gekeurd ondermaats pootgoed worden gebruikt. Bij deze teeltvorm is het voor de PD en het HPA duidelijk te zien dat het hier om een vanggewas gaat en niet om een reguliere aardappelteelt. Eerder poten dan eind april heeft geen zin, omdat bij een bodemtemperatuur onder de 10 °C geen lokking optreedt. Bovendien is de doorworteling bij vroeg poten langzaam en vindt er in de bovenlagen al vermeerdering plaats voordat de ondergrond doorworteld is. Poten in de laatste week april of de eerste week mei is daarom het advies. Het gewas wordt met glyfosaat doodgespoten nadat de lokking heeft plaatsgevonden, maar vóórdat de vermeerdering rond is. Doodspuiten 40 dagen na poten geeft de garantie dat het gewas op tijd dood is. Glyfosaat is het enige herbicide dat voldoet, omdat het niet alleen het loof maar gelijktijdig ook de wortels doodt. Evaluatie van de oude proeven levert voldoende bewijs om aardappel als vanggewas als een betrouwbare methode voor de bestrijding van aardappelcysteaaltjes te beschouwen. PPO adviseert de PD om aardappel als vanggewas als officiële sanerende maatregel te erkennen.