Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-06-2005

Aanscherping gebruik fosfaat geen probleem

De resultaten van veeljarige veldproeven geven aan dat de akkerbouwers niet bang hoeven te zijn dat de fosfaattoestand van de grond snel achteruit zal lopen als gevolg van de de nieuwe mestwetgeving. De gebruiksnorm voor fosfaat is in 2005 voldoende hoog. Wel dwingt de nieuwe mestwetgeving in de periode 2010-2015 de akkerbouwers zorgvuldig met de fosfaatbemesting om te gaan.

Inleiding

In 2006 wordt nieuwe mestwetgeving van kracht. Er worden dan gebruiksnormen voor fosfaat ingevoerd. De gebruiksnorm geldt dan niet alleen voor fosfaat uit dierlijke mest, maar ook voor kunstmestfosfaat. De norm voor bouwland voor 2006 is 95 kg fosfaat per ha, waarvan niet meer dan 85 kg met dierlijke mest. Tot 2009 wordt de gebruiksnorm stapsgewijs verlaagd tot 80 kg per ha. Tevens is aangekondigd dat de gebruiksnorm verder verlaagd wordt tot 60 kg per ha in 2015.

Akkerbouwers zijn bezorgd over deze plannen voor een beperking van het gebruik van fosfaat. Dit leidt tot vragen:

  • Hoe snel gaat de fosfaattoestand achteruit bij lagere fosfaatbemesting?
  • Hoe groot zijn de risico's op opbrengstderving?
  • Hoe kan de fosfaatbemesting zo efficiënt mogelijk worden uitgevoerd?

Op deze vragen wordt in dit artikel ingegaan.

Onderzoek

Om de invloed van een gereduceerde fosfaatbemesting op de fosfaattoestand van de grond en de opbrengst van de gewassen te kunnen bestuderen, zijn resultaten van veeljarige proeven nodig. In Nederland is maar een beperkt aantal proefvelden voor dit doel beschikbaar. In een korte studie zijn de gevolgen van de verschillende bemestingsstrategieën op de opbrengst en de kwaliteit van de gewassen en op de ontwikkeling van het verloop van het fosfaatgehalte van de grond op een rijtje gezet.

Afbeelding. In 2004 werden op het veeljarige fosfaattrappenproefveld in Lelystad uien geteeld

Resultaten

Hoe snel gaat de fosfaattoestand achteruit bij lagere fosfaatbemesting?

In het PPO-bedrijfssystemenonderzoek en in het veeljarige fosfaattrappenproefveld van PPO in Lelystad is de ontwikkeling van de Pw-toestand bij een bepaalde bemestingsstrategie in de tijd gevolgd. De bemestingsstrategieën zijn veelal gebaseerd op het realiseren van een bepaald bemestingsoverschot. Dit is het verschil tussen bemesting en de afvoer met het geoogste product. Het bemestingsoverschot is een beter criterium om de ontwikkeling van de fosfaattoestand van de grond te volgen dan de fosfaatbemesting. De resultaten van de beoordeelde veldproeven zijn weergegeven in tabel 1. Het betreft de ontwikkeling van het Pw-getal (mg P2O5/liter grond) in de laag 0-30 cm of in de laag 0-25 cm. In tabel 1 is van iedere proefplaats het startjaar weergegeven en vervolgens de ontwikkeling van het Pw-getal. Volstaan is om steeds de gemiddelde Pw-waarde van een driejarige periode te geven. De bespreking van de resultaten van de locaties met een projectduur van minder dan 6 jaar blijft hier achterwege.

Tabel 1. Ontwikkeling van het Pw-getal (mg P2O5/liter grond) van enkele veeljarige PPO-proeven met een laag fosfaatbemestingsoverschot. Gemiddelde Pw-waarde van steeds een driejarige periode.
EigenschapLocatie
LelystadLelystadVredepeelNageleMeterikWestmaas

gem. fosfaatoverschot per jaar (kg P2O5/ha)

-30+40+15+10-27+30
startjaar199019901988199019901990
Pw-getaljaar 1 t/m 32437623112227
jaar 1 t/m 31834542211724
jaar 7 t/m 91932442812626
jaar 10 t/m 1215284626133
jaar 13 t/m 15194249

Van het proefveld PPO 1801 in Lelystad is het Pw-verloop van het object met een gemiddeld overschot van -30 en dat van +40 kg P2O5/ha/jaar weergegeven. Het object met een gemiddeld fosfaatoverschot van -30 kg/ha heeft alleen in 1995 en 1996 een bemesting van 60 kg/ha gehad en kreeg geen fosfaatbemesting in de overige jaren. De fosfaattoestand kent een grillig verloop. In 1996 en nog sterker in 2000 en 2001 werd in beide objecten een opvallend lage Pw-waarde gemeten en in 2003 een opvallend hoge waarde (zie figuur 1). Hiervoor zijn geen verklaringen te geven.

Figuur 1. Ontwikkeling van het Pw-getal in de laag 0- 30 cm -mv van het fosfaattrappenproefveld PPO-1801 in Lelystad bij een gemiddeld fosfaatoverschot in de periode 1990 t/m 2004 van -30 kg P2O5 per ha per jaar.

Het bedrijfssystemenonderzoek op PPO-Proefbedrijf Vredepeel (zandgrond) is gestart in 1988. In de periode tot 1996 was het fosfaatoverschot 0 kg/ha. Het Pw-getal liep toen duidelijk terug. Vanaf 1996 was het gerealiseerde fosfaatoverschot 29 kg/ha/jaar. Gemiddeld over de gehele periode was het fosfaatoverschot +15 kg/ha/jaar (zie figuur 2).

Figuur 2. Ontwikkeling van het Pw-getal in het bedrijfssystemenonderzoek op Proefbedrijf Vredepeel bij een gemiddeld fosfaatoverschot over de periode 1988 t/m 2001 van +15 kg per ha per jaar.

In het bedrijfssystemenonderzoek op de OBS in Nagele was het bemestingsoverschot in de periode 1992 t/m 1995 0 kg/ha/jaar. Vanwege het teruglopen van de Pw-waarde is van 1996 t/m 1999 met een fosfaatoverschot van 20 kg/ha gewerkt. De Pw-waarde liep toen weer op. In 2000 en 2001 is daarom met een overschot van 10 kg/ha gewerkt. Gemiddeld over de gehele periode was het fosfaatoverschot 10 kg/ha/jaar (zie figuur 3).

Figuur 3. Ontwikkeling van het Pw-getal in het geïntegreerde bedrijfssysteem van proefbedrijf OBS in Nagele in de periode 1992 t/m 2001 bij een gemiddeld fosfaatoverschot van +10 kg per ha per jaar.

De fosfaattoestand van het proefveld in Meterik was zeer hoog, met een gemiddeld Pw-getal van 125. Het meerjarig gemiddelde fosfaatoverschot was -27 kg/ha/jaar. De toestand is op hetzelfde hoge niveau gebleven.
In het bedrijfssystemenonderzoek op PPO-proefbedrijf Westmaas (zavelgrond) was het fosfaatoverschot in de periode 1990-1994 0 kg/ha/jaar. In 1994 is een reparatiebemesting uitgevoerd met 280 kg/ha en sindsdien is gewerkt met een fosfaatoverschot van 20 kg/ha/jaar. Het gemiddelde fosfaatoverschot over de gehele periode was 30 kg/ha/jaar.

Uit de resultaten van veeljarige veldproeven blijkt dat wanneer een strikte evenwichtsbemesting wordt toegepast het Pw-getal langzaam gaat dalen (tabel 1). Deze daling varieert gemiddeld over een langere periode van 0 tot 2 Pw-punt per jaar. Door jaarlijkse schommelingen in het Pw-getal kan soms een grotere daling worden vastgesteld, maar ook is het mogelijk dat bij een negatief fosfaatoverschot zelfs een hogere Pw-waarde wordt gemeten. Voor een goede interpretatie is het belangrijk om het gemiddelde verloop van het Pw-getal over een langere periode te bekijken.
De resultaten wijzen erop dat bij een fosfaatoverschot van 20 kg/ha/jaar de Pw-toestand gelijk blijft. Uitgaande van een gemiddelde fosfaatafvoer van 60 kg/ha komt dit overeen met een bemesting van 80 kg/ha. Geconcludeerd kan worden dat de aanvoernorm van fosfaat tot 2009 voldoende hoog is om de fosfaattoestand van de grond te handhaven.

Hoe groot zijn de risico's op opbrengstderving?

Het veeljarige fosfaattrappenproefveld van PPO in Lelystad geeft informatie over de opbrengstontwikkeling als er suboptimaal wordt bemest. Voor een goede beoordeling moet een onderscheid worden gemaakt tussen situaties dat de Pw-toestand lager is dan het streefgetal en situaties dat de fosfaattoestand gelijk is aan of hoger is dan het streefgetal. Op zandgrond is het streefgetal Pw30 en op kleigrond Pw25.
Wanneer in het onderzoek in Lelystad op een perceel met Pw 15-20 geen fosfaatbemesting wordt gegeven, blijft de opbrengst ongeveer 10% achter ten opzichte van behandelingen met beperkte tot ruime fosfaatoverschotten. Bij een bemesting van 60 kg P2O5 per ha, zoals voor 2015 wordt voorgesteld, is dit verschil uiteraard kleiner (naar raming 2 tot 5%).
Voor gronden met een aantoonbare lage fosfaattoestand wordt in de wetgeving overigens een voorziening getroffen voor een verhoogde gebruiksnorm.De kans op opbrengstderving wordt daarmee nog meer verkleind.
Bij een Pw-toestand hoger dan Pw30 is er bij een goede toedeling van de bemesting naar de gewassen bij een gebruiksnorm van 60 kg P2O5/ha geen opbrengstderving te verwachten. De gebruiksnorm geldt op bedrijfsniveau en dat betekent dat binnen het bedrijf de fosfaat aan de meest fosfaatbehoeftige gewassen kan worden gegeven. Dit gebeurt ook nu al in de praktijk. Op aardappelen wordt extra fosfaat bemest en op wintertarwe niet of slechts weinig.

Hoe kan de fosfaatbemesting zo efficiënt mogelijk worden uitgevoerd?

Beperkingen aan het gebruik van fosfaat uit meststoffen dwingt tot een efficiënter gebruik. Een verhoging van de efficiëntie wordt verkregen door toepassen van bouwplanbemesting, toediening van meststoffen in het voorjaar vlak voor het zaaien of poten en door meststoffen te plaatsen bij het wortelstelsel van gewassen.

Conclusies

De resultaten van veeljarige veldproeven geven aan dat de akkerbouwers niet bang hoeven te zijn dat de fosfaattoestand van de grond snel achteruit zal lopen als gevolg van de de nieuwe mestwetgeving. De gebruiksnorm voor fosfaat is voldoende hoog. Wel dwingt de nieuwe mestwetgeving de akkerbouwers zorgvuldig met de fosfaatbemesting om te gaan. Voor gronden met een aantoonbare lage fosfaattoestand wordt in de wetgeving een voorziening getroffen voor een verhoogde gebruiksnorm.