Publicatie datum: 15-02-2007
Aan de slag met erosie
Van 2004 t/m 2006 zijn op Proefboerderij Wijnandsrade demonstraties uitgevoerd in het kader van erosiebestrijding. Het doel was om kleine en middelgrote akkerbouwers, als ook rundveehouders met maïsteelt, te stimuleren erosiebeperkende maatregelen op het eigen bedrijf uit te voeren met eigen mechanisatie.
De demonstraties hebben laten zien dat zomergerst, wintertarwe, aardappelen, suikerbieten en snijmaïs in vruchtwisselingverband weinig tot niet reageren in opbrengst en kwaliteit op de wijze van grondbewerking; niet-kerende grondbewerkingen en ploegen waren vergelijkbaar. Vooral aardappelen en suikerbieten reageren beter op een systeem van niet-kerende grondbewerking met intensievere bewerking. Bij de continuteelt van snijmaïs gaf ploegen betrouwbaar hogere opbrengsten dan de niet-kerende grondbewerkingen.
Inleiding
Van 2004 t/m 2006 zijn op Proefboerderij Wijnandsrade demonstraties uitgevoerd in het kader van erosiebestrijding. Het doel van deze demonstraties was om kleine en middelgrote akkerbouwers, als ook rundveehouders met maïsteelt, te stimuleren erosiebeperkende maatregelen op het eigen bedrijf uit te voeren met mechanisatie, die op deze bedrijven aanwezig is.
Uiteindelijk zijn er twee demonstraties aangelegd:
- een demonstratie in akkerbouwrotatie met de gewassen aardappelen, graan, suikerbieten en snijmaïs;
- een demonstratie in een continuteelt snijmaïs voor de veehouderij (met zomergerst en winterrogge als groenbemester).
In deze samenvatting worden de resultaten van de demonstraties toegelicht.
Demonstraties
Op vier percelen is een vruchtwisseling aangehouden met graan, bieten, aardappelen en snijmaïs. Op elk perceel zijn 11 grondbewerkingen uitgevoerd (tabel 1). Het tijdstip van zaaien, poten en oogsten was voor alle objecten gelijk, evenals de N-bemesting en het ras.
Object | Hoofdgrondbewerking | Zaai- en pootbedbereiding |
A | Ploeg | Rotoreg |
B | Geen | Rotoreg |
C | Geen | Dutzi pennenfrees + 4brede beitels |
D | Geen | Evers 6-tand + rotoreg + rol |
E1 | Vaste tand met smalle beitels | Rotoreg |
E2 | Vaste tand met smalle beitels + schijveneg | Rotoreg |
F1 | Woeler met brede beitels | Rotoreg |
F2 | Woeler met brede beitels + schijveneg | Rotoreg |
G | Ecoploeg | Rotoreg + rol |
H1 | Cultivator mengend | Rotoreg + 6 ganzevoeten |
H2 | Geen | Rotoreg + 6 ganzevoeten |
Afbeelding 1: Perceel aardappelen met de gevolgen van erosie
Op een ander perceel is snijmaïs als continueteelt verbouwd. De grondbewerkingen in deze demonstratie staan in tabel 2.
Object | Hoofdgrondbewerking | Zaai- en pootbedbereiding | Groenbemester |
A | Ploeg | Rotoreg | Winterrogge |
B | Geen | Rotoreg | Winterrogge |
C | Cultivator smalle beitels | Rotoreg | Winterrogge |
D | Cultivator brede beitels | Rotoreg | Winterrogge |
E | Cultivator mengend | Rotoreg + 6 ganzevoeten | Winterrogge |
F | Ploeg | Rotoreg | Zomergerst |
G | Geen | Rotoreg | Zomergerst |
H | Cultivator smalle beitels | Rotoreg | Zomergerst |
I | Cultivator brede beitels | Rotoreg | Zomergerst |
J | Cultivator mengend | Rotoreg + 6 ganzevoeten | Zomergerst |
Afbeelding 2. Zaaimachine die gebruikt werd in het onderzoek.
Resultaten
Aardappelen
In vergelijk met het ploegen (object A) hadden de objecten C, E1, E2, F1 H1 en H2 een vergelijkbare of hogere opbrengst. Echter, alleen object H1 (cultivator mengende werking) had een betrouwbaar hogere opbrengst dan object A. In alle jaren scoorde dit object de hoogste of een van de hoogste bruto opbrengsten. Alle andere objecten hadden geen betrouwbaar hogere of lagere opbrengst dan ploegen.
Uit de resultaten kwam naar voren dat er bij aardappelen genoeg erosie beperkende grondbewerkingen voor handen zijn met behoud van opbrengst en kwaliteit. Belangrijk is wel dat de grond in het voorjaar voldoende los wordt gemaakt. Van het gewas aardappelen is bekend dat dit gewas snel last heeft van storende lagen in de grond.
In de suikerbieten en snijmaïs (vruchtwisseling en continueteelt) zijn geen betrouwbare verschillen gevonden tussen de grondbewerkingsmethoden. Dit betekent dat het voor de opbrengst niet uitmaakt op welke wijze de grond bewerkt wordt. Uit oogpunt van erosie is het dan verstandig te kiezen voor een systeem dat weinig erosie veroorzaakt.
Snijmaïs
Effect grondbewerking
Bij winterrogge als groenbemester had ploegen (A) een betrouwbaar hogere opbrengst dan de objecten C (cultivator met smalle beitel), D (cultivator met brede beitels) en E (cultivator met mengende werking).
Bij zomergerst als groenbemester had ploegen (E) een betrouwbaar hogere opbrengst dan de objecten G (cultivator met smalle beitel), H (cultivator met brede beitels) en I (cultivator met mengende werking).
Uit deze resultaten komt naar voren dat ploegen een positief resultaat had op de droge stofopbrengst. Waarschijnlijk heeft de minder diepe grondbewerking bij de andere objecten een negatief resultaat op de opbrengst.
Effect groenbemester
Bij geen enkele grondbewerking had één van de groenbemesters een betrouwbaar opbrengstverschil met de andere groenbemester. Hieruit kan opgemaakt worden dat de groenbemester geen invloed had op de droge stofopbrengst van snijmaïs in continuteelt.
Uit de resultaten komt naar voren dat het voor de opbrengst niet uitmaakt op welke wijze de grond bewerkt wordt. Uit oogpunt van erosie is het dan verstandig te kiezen voor een grondbewerking die weinig erosie veroorzaakt.
Conclusies
De demonstraties van 2004 t/m 2006 laten zien dat dat zomergerst, wintertarwe, aardappelen, suikerbieten en snijmaïs in vruchtwisselingverband weinig tot niet reageren in opbrengst en kwaliteit door de wijze van grondbewerking. De opbrengst en kwaliteit van niet kerende grondbewerkingen zijn vergelijkbaar met die van ploegen. Ook valt uit de resultaten op te merken dat vooral aardappelen en suikerbieten beter reageren op een systeem van niet kerende grondbewerking, waarbij de grond intensiever wordt bewerkt.
Deze resultaten sluiten goed aan bij de resultaten van het onderzoek dat van [INVALID URL] op Wijnandsrade heeft gelegen.
Bij de continuteelt van snijmaïs zijn de resultaten tegengesteld aan die van de gewassen in vruchtwisselingverband. Ploegen gaf hier betrouwbaar hogere opbrengsten dan de niet kerende grondbewerkingen.