Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 03-08-2011

Aaltjes en groenbemesters

In dit artikel wordt ingegaan op de rol van diverse groenbemesters bij aaltjesbeheersing. Het aaltjesschema en teeltkundige aspecten worden beschreven. Stilgestaan wordt bij de omgang met mengbesmettingen van aaltjes.

Inleiding

Groenbemesters worden vooral geteeld om het organische stof percentage van de grond te verhogen. Door meer organische stof wordt de bodemstructuur positief beïnvloed en dat is gunstig voor de bewerkbaarheid en voor het vochthoudend vermogen van de grond. Als er meer organische stof in de grond zit, is de bouwvoor voor gewassen beter te doorwortelen en daarnaast is organische stof gunstig voor het bodemleven. Door een groenbemester wordt de grond bedekt, waardoor stuiven en verslemping wordt tegengegaan en wordt onkruidgroei voorkomen of sterk beperkt. Groenbemesters kunnen ook geteeld worden om stikstofverlies in de winterperiode te beperken. Op zandgrond en lössgrond is de teelt van een groenbemester na mais zelfs verplicht. De groenbemesters fungeren dan als "stikstofvanggewas". De groenbemesters die als stikstofvanggewas zijn toegelaten zijn bladkool, grassen, rogge en bladrammenas. Net als op andere gewassen, kunnen groenbemesters het besmettingsniveau van aaltjes (sterk) verlagen of (sterk) verhogen. In dit artikel gaat het vooral om de invloed van groenbemesters op een aantal schadelijke aaltjes. Andere aspecten over de teelt van groenbemesters komen beperkt aan de orde.

Aaltjesschema

Hieronder staat een "aaltjesschema". Op de website www.aaltjesschema.nl kunnen dergelijke aaltjesschema’s worden gemaakt door zelf gewassen en/of groenbemesters en aaltjessoorten te kiezen. Op die website is ook meer informatie te vinden over aaltjes, preventie (voorkomen van besmetting met aaltjes) en grondbemonstering. In de kolommen van het aaltjesschema staan belangrijke schadelijke aaltjessoorten. In de laatste kolom van het schema is tabaksratelvirus opgenomen, omdat dit virus van de ene plant naar de andere wordt overgebracht door aaltjes die behoren tot de geslachten Trichodorus en Paratrichodorus (de trichodoride aaltjes). In de rijen van het schema staan veel geteelde groenbemesters als bladrammenas, gele mosterd, raaigrassen en rogge. Daarnaast zijn ook minder vaak geteelde groenbemesters weergegeven, zoals de nieuwe groenbemester Japanse haver, bladkool (één van mogelijke stikstofvanggewassen na maïs), Facelia, raketblad, Tagetes patula (het "Afrikaantje") en de vlinderbloemige groenbemesters voederwikke en witte klaver.

Figuur. Aaltjesschema met diverse groenbemesters.

Een voorbeeld van een aaltjesschema

De vermeerdering van aaltjes door de groenbemesters is in het aaltjesschema weergegeven met verschillende symbolen. Zie daarvoor de legenda "vermeerdering" onder het schema. Soms kunnen groenbemesters schade lijden van aaltjes, waardoor de groei achterblijft. Dit is weergegeven door verschillende kleuren, zie de legenda "schade" onder het schema.

Groenbemesters

Bladrammenas kan tot eind augustus gezaaid worden en is vrij vorstgevoelig. [INVALID URL] is niet vatbaar voor knolvoet, een bodemschimmel die bij koolgewassen veel schade kan veroorzaken.
Met bladrammenas kunnen witte bietencysteaaltjes bestreden worden, omdat de larven uit de cyste worden gelokt door lokstoffen die door wortels uitgescheiden worden. De larven dringen vervolgens de wortels binnen, maar kunnen zich op bladrammenas niet verder ontwikkelen, waardoor de besmetting (sterk) afneemt. Als de bodemtemperatuur in de herfst daalt, dan neemt de lokking van larven en daarmee ook de bestrijding af. Hoe later de bladrammenas gezaaid wordt en hoe slechter de doorworteling, des te slechter de bestrijding van de witte bietencysteaaltjes. Van gele bietencysteaaltjes neemt de besmetting bij bladrammenas net zo veel af als bij zwarte braak ("natuurlijke afname").
In de rassenlijst wordt een aantal rassen genoemd die resistent zijn tegen het maïswortelknobbelaaltje, namelijk: Anaconda, Doublet, Dracula, Radetzky en Terranova. Bij de teelt van deze rassen daalt de besmetting van M. chitwoodi net zo sterk als bij braak. Andere bladrammenasrassen vermeerderen M. chitwoodi in meer of mindere mate. Ook de vermeerdering van het bedrieglijk maïswortelknobbelaaltje is afhankelijk van het ras bladrammenas; bij de beste rassen is de vermeerdering van dit aaltje slecht.
Bladrammenas kan het wortellesieaaltje (Pratylenchus penetrans) sterk vermeerderen.
Opvallend zijn de grote verschillen in vermeerdering van de vrijlevende trichodoriden. De aaltjessoort P. teres wordt door bladrammenas slecht vermeerdert, maar T. primitivus wordt sterk vermeerderd. Dit betekent dat de besmetting van P. teres ná bladrammenas meestal laag is, maar dat de besmetting van T. primitivus na bladrammenas hoog kan zijn. De vermeerdering van stengelaaltjes door bladrammenas is niet bekend. Bladrammenas is geen waardplant voor het tabaksratelvirus. Door de teelt van bladrammenas neemt de infectiedruk van dit virus dan ook sterk af. Dit is gunstig voor aardappelen, tulp en gladiool die veel schade kunnen ondervinden van tabaksratelvirus (in aardappelen veroorzaakt tabaksratelvirus in de knollen "kringerigheid" , in tulpen "ratel" en in gladiolen "kartelrand").

Gele mosterd kan tot half september gezaaid worden en is heel gevoelig voor vorst, zodat het gewas vaak na enige nachtvorsten al afsterft. [INVALID URL] is in tegenstelling tot bladrammenas wel vatbaar voor knolvoet.
Gele mosterdrassen bestrijden witte bietencysteaaltjes op dezelfde manier als bladrammenas en gele mosterd is ook geen waardplant voor het gele bietencysteaaltje.
Het maiswortelknobbelaaltje en het bedrieglijk maïwortelknobbelaaltje worden door gele mosterd matig vermeerderd, het Noordelijk wortelknobbelaaltje wordt door gele mosterd slecht vermeerderd. Bij een besmetting met het Noordelijk wortelknobbelaaltje is gele mosterd dan ook gunstiger dan bladrammenas.
Gele mosterd kan het wortellesieaaltje sterk vermeerderen.
De trichodoride P. teres wordt door gele mosterd slecht vermeerderd, de andere trichodoriden worden sterk vermeerderd. De vermeerdering van stengelaaltjes door gele mosterd is niet bekend. Tabaksratelvirus wordt door gele mosterd sterk vermeerderd.

Bladkool kan tot begin oktober worden gezaaid en is weinig gevoelig voor vorst. [INVALID URL] is heel vatbaar voor knolvoet, wat in een bouwplan met koolgewassen problemen kan opleveren met deze bodemschimmel.
Bladkool vermeerdert witte en gele bietencysteaaltjes sterk, waardoor er na de teelt hoge besmettingen van deze aaltjes kunnen achterblijven. Witte bietencysteaaltjes kunnen bij een hoge besmetting wat schade aan bladkool veroorzaken, waardoor de groei wat achterblijft.
Van andere schadelijke aaltjes is niet bekend of ze op bladkool vermeerderen.

Italiaans raaigras kan tot eind augustus gezaaid worden en is vrij gevoelig voor vorst.
Deze groenbemester is geen waardplant voor aardappel- en bietencysteaaltjes en ook niet voor het Noordelijk wortelknobbelaaltje. [INVALID URL] vermeerdert het maïswortelknobbelaaltje matig en het bedrieglijk maïswortelknobbelaaltje sterk.
Wortellesieaaltjes en trichodoriden worden door Italiaans raaigras ook sterk vermeerderd. Stengelaaltjes worden door Italiaans raaigras slecht vermeerderd. In het schema staan bij Italiaans raaigras en tabaksratelvirus drie stippen en een S. Dit betekent dat er bij Italiaans raaigras verschillen zijn in vermeerdering tussen de typen van tabaksratelvirus. Het virustype dat overgebracht wordt door T. similis vermeerdert sterk, dat van P. pachydermus vermeerdert matig en dat van T. primitivus vermeerdert niet op Italiaans raaigras.

Engels raaigras kan tot eind juli gezaaid worden en kan dus ingezaaid worden na een gewas dat vroeg wordt geoogst (zoals tulp, plantuien, conservenerwten), maar meestal wordt [INVALID URL] als ondervrucht (in granen) gezaaid.
Engels raaigras is geen waardplant voor aardappel- en bietencysteaaltjes en ook niet voor het Noordelijk wortelknobbelaaltje.
Engels raaigras vermeerdert het maïswortelknobbelaaltje, het wortellesieaaltje en stengelaaltjes slecht, maar trichodoriden en het bedrieglijk maiswortelknobbelaaltje worden sterk vermeerderd. Tabaksratelvirus wordt door Engels raaigras matig vermeerderd.

Rogge kan tot begin november worden gezaaid en is niet gevoelig voor vorst.
[INVALID URL] is geen waardplant voor aardappel- en bietencysteaaltjes en ook niet voor het Noordelijk wortelknobbelaaltje. Rogge vermeerdert het maïswortelknobbelaaltje en de meeste trichodoriden sterk, het wortellesieaaltje het bedrieglijk maiswortelknobbelaaltje en tabaksratelvirus worden matig vermeerdert.

Facelia kan tot half augustus worden gezaaid en is heel gevoelig voor vorst. [INVALID URL] is een vrij goede waardplant voor Phoma. Als er in een voorgaande aardappelteelt problemen met deze schimmel zijn geweest, kan er voorafgaand aan aardappelen beter geen Facelia als groenbemester worden geteeld.
Facelia vermeerdert aardappel- en bietencysteaaltjes niet.
Het Noordelijk wortelknobbelaaltje wordt matig vermeerdert, het maïswortelknobbelaaltje en het bedrieglijk maïswortelknobbelaaltje worden door Facelia slecht vermeerderd.
Van de trichodoriden wordt T. primitivus slecht en T. similis matig vermeerdert. Facelia vermeerdert het wortellesieaaltje sterk, de vermeerdering van stengelaaltjes is niet bekend en tabaksratelvirus wordt sterk vermeerderd.

Japanse haver kan tot half september worden gezaaid en is gevoelig voor vorst.
Japanse haver is geen waardplant voor het wortellesieaaltje. Hierdoor zal de besmetting van dit aaltje ongeveer evenveel afnemen als bij zwarte braak.
Omdat Japanse haver tot de grassen behoort, zal het Noordelijk wortelknobbelaaltje zich op dit gewas waarschijnlijk niet vermeerderen. Het is op dit moment niet bekend of Japanse haver andere schadelijk aaltjes vermeerdert, wel zijn er sterke aanwijzingen dat Japanse haver het maiswortelknobbelaaltje vermeerdert.

Voederwikke kan tot half augustus gezaaid worden, maar de beste zaaitijd is juli. [INVALID URL] is gevoelig voor vorst. Als vlinderbloemige legt voederwikke stikstof vast. Het gewas is rijk aan stikstof en heeft een gunstige invloed op de vertering van organisch materiaal. Daarom wordt voederwikke nogal eens geteeld na graszaad voor een betere vertering van de ingewerkte zode.
Voederwikke vermeerdert witte bietencysteaaltjes niet, maar het gele bietencysteaaltje wordt matig vermeerdert.
Het Noordelijk wortelknobbelaaltje wordt door voederwikke sterk vermeerderd, de vermeerdering van het maïswortelknobbelaaltje is niet bekend, het bedrieglijk maiswortelknobbelaaltje wordt matig vermeerderd.
Het wortellesieaaltje wordt door voederwikke sterk vermeerderd.
De vermeerdering van vrijlevende aaltjes loopt sterk uiteen: T. primitivus wordt sterk vermeerderd, maar P. teres wordt slecht vermeerderd. Tabaksratelvirus wordt door voederwikke niet vermeerdert, waardoor de besmetting van dit virus sterk terugloopt.

Witte klaver wordt gezaaid in maart of april, meestal onder dekvrucht (vlas, zomergranen). [INVALID URL] is vrij gevoelig voor vorst. Witte klaver legt als vlinderbloemige veel stikstof vast en heeft daardoor geen stikstofbemesting nodig. Witte klaver is een waardplant voor de schimmel Verticillium dahliae. Aardappelen en aardbei zijn gevoelig voor deze schimmelziekte en het is dan ook beter witte klaver niet als voorvrucht van deze gewassen te telen.
Witte klaver vermeerdert aardappel- en bietencysteaaltjes niet.
Het Noordelijk wortelknobbelaaltje, het maiswortelknobbelaaltje en het bedrieglijk maiswortelknobbelaaltje worden matig vermeerderd, maar er zijn verschillen tussen rassen van witte klaver in de mate van vermeerdering van deze wortelknobbelaaltjes.
Het wortellesieaaltje wordt door witte klaver sterk vermeerdert. Ook stengelaaltjes worden door witte klaver sterk vermeerdert en bovendien kan witte klaver heel veel schade leiden van stengelaaltjes, waardoor de groei sterk achterblijft.
Van de vrijlevende aaltjes is alleen de vermeerdering van P. teres bekend; dit aaltje wordt door witte klaver sterk vermeerderd. Ook tabaksratelvirus wordt door witte klaver sterk vermeerderd.

Raketblad bestrijdt aardappelcysteaaltjes en wordt door de nWVA (PD) ook erkend als bestrijdingsmaatregel tegen deze aaltjes. [INVALID URL] is heel gevoelig voor (nacht)vorst.
Voor een goed bestrijdingseffect van aardappelcysteaaltjes moet raketblad in mei of begin juni worden gezaaid en moet de bouwvoor goed doorworteld worden. In [INVALID URL] van enkele jaren geleden was de bestrijding van aardappelcysteaaltjes door raketblad gemiddeld 52 procent (in die proeven liep de besmetting van deze aaltjes bij braak gemiddeld met 23 procent terug).
Onkruidbestrijding kan een groot probleem zijn in raketblad. Bij koude en natte weersomstandigheden tijdens de kieming en begingroei, is er een kans dat deze groenbemester mislukt.
Raketblad vermeerdert het maïswortelknobbelaaltje en trichodoriden matig en vermeerdert het wortellesieaaltje slecht. Van de andere schadelijke aaltjes is de vermeerdering niet bekend.

Tagetes patula (Afrikaantje) kan tussen half mei en half juli worden gezaaid. Na een gewas dat in juni of begin juli wordt geoogst (zoals tulp, conservenerwt, plantui of wintergerst) kan dus nog [INVALID URL] worden gezaaid. Tagetes is heel gevoelig voor (nacht)vorst.
Door een goed geslaagde teelt van Tagetes worden wortellesieaaltjes heel goed bestreden (bestrijding van 95 procent of meer). Na de teelt van Tagetes blijft de (resterende) besmetting van wortellesieaaltjes ook enkele jaren laag. Om een goede bestrijding van wortellesieaaltjes te bereiken, is het wel zaak om onkruidgroei in de Tagetes zoveel mogelijk te voorkomen.
Voor cysteaaltjes en wortelknobbelaaltjes is Tagetes geen waardplant, van deze aaltjes neemt de besmetting dus evenveel af als bij braak.
Voor de verschillende trichodoriden is de waardplantstatus van Tagetes niet goed bekend. Er zijn echter wel aanwijzingen dat trichodoriden zich op Tagetes in meer of mindere mate kunnen vermeerderen. Tabaksratelvirus kan zich op Tagetes vermeerderen, maar er zijn verschillen in vermeerdering tussen de typen van tabaksratelvirus. Het virustype dat overgebracht wordt door P. teres vermeerdert sterk, het virustype van T. primitivus vermeerdert slecht op Tagetes. Van de virustypen die overgebracht worden door T. similis of P. pachydermus is de vermeerdering op Tagetes niet bekend.

Mengsels van groenbemesters zijn de afgelopen jaren ook op de markt gebracht. Hierbij dient men er op bedacht te zijn dat er dan ook meerdere waardplanten van aaltjes worden geteeld en dat er, afhankelijk van de samenstelling van het mengsel, daardoor ook (sterke) vermeerdering van verschillende schadelijke aaltjes kan optreden.

Meerdere schadelijke aaltjessoorten op een perceel

In de praktijk komen op percelen soms meerdere schadelijke aaltjessoorten voor ("mengbesmetting").
Op dekzandgronden komen de trichodoriden P. pachydermus en T. similis nogal eens samen voor. Op veel percelen zandgrond zijn wortellesieaaltjes en één of meerdere trichodoride soorten aanwezig. Ook de combinatie van cysteaaltjes (aardappelcysteaaltjes en/of bietencysteaaltjes) met andere schadelijke aaltjes (wortellesieaaltjes, trichodoriden, wortelknobbelaaltjes) komt op lichte grond nogal eens voor en op zware grond kunnen cysteaaltjes en stengelaaltjes samen aanwezig zijn.

Als er aardappel- en/of bietencysteaaltjes samen met het Noordelijk wortelknobbelaaltje aanwezig zijn, zijn raaigrassen en rogge een goede keus, omdat die groenbemesters geen waardplant voor deze aaltjes zijn.
Komen bietencysteaaltjes en M. chitwoodi samen voor, dan zijn de bladrammenasrassen die resistent zijn tegen M. chitwoodi (zie onder bladrammenas) het meest geschikt, omdat deze rassen tegelijk witte bietencysteaaltjes bestrijden.
Bij aanwezigheid van aardappel- of bietencysteaaltjes en stengelaaltjes zijn Italiaans of Engels raaigras de beste keuze, omdat deze raaigrassen geen waardplant zijn voor de desbetreffende cysteaaltjes en een slechte waardplant voor stengelaaltjes.

Op sommige (zand)gronden komen naast trichodoriden ook wortellesieaaltjes en/of wortelknobbelaaltjes voor. Er is op dit moment geen groenbemester die de besmetting van al deze aaltjessoorten verlaagt. De groenbemesterkeuze zal dan vooral bepaald worden door de aaltjessoort die gezien de mate van besmetting en het bouwplan het meest schadelijk is. Een andere mogelijkheid is om een groenbemester te zaaien die zich snel kan ontwikkelen (bijvoorbeeld bladrammenas, Italiaans raaigras of rogge) en die na 6 weken dood te spuiten met glyfosaat. Bij een dergelijke korte groeiduur kunnen de schadelijke aaltjes zich niet vermeerderen, wordt slemp en verstuiving voorkomen, wordt onkruidgroei tegengegaan en wordt toch nog organische stof aan de grond toegevoegd. In een dergelijke situatie kan ook overwogen worden om geen groenbemester te telen (zwarte braak) en organische stof aan te voeren via compost of organische mest.