Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 01-07-2003

Aaltjes als opbrengstbeperkende factor in de zetmeelaardappelteelt

Vanwege de toenemende meldingen van problemen met vrijlevende aaltjes in de zetmeelaardappelteelt, is er binnen Agrobiokon een inventarisatie van aaltjesaantastingen uitgevoerd. Uit deze inventarisatie blijkt dat het aardappelcysteaaltje na zoveel jaren nog steeds het aaltje is dat de meeste economische schade in het gebied veroorzaakt.

Dit is een product van Agrobiokon

Inleiding

Vanuit de praktijk wordt in toenemende mate melding gemaakt van problemen in de aardappelteelt (opbrengstderving en kwaliteitsschade) veroorzaakt door vrijlevende aaltjes en wortelknobbelaaltjes. Binnen het Agrobiokonprogramma is daarom opdracht gegeven een inventarisatie naar aaltjesaantastingen in de zetmeelaardappelteelt uit te voeren, met specifieke aandacht voor Pratylenchus penetrans.

Proefopzet

Hiervoor zijn de TBM-databestanden, sinds 1999 verzameld met de COMBI-bemonsteringsmethode van de NAK AGRO, geanalyseerd op alle in het gebied aanwezige aaltjes. Gegevens van PPO-agv, Plant Research International en uit de literatuur zijn verzameld om, indien mogelijk, een schatting te maken van de geleden schade. Bovendien zijn op de proefboerderij ’t Kompas een tiental belangrijke aardappelrassen gescreend op tolerantie tegen Pratylenchus penetrans.

Resultaten en conclusies

Het aardappelcysteaaltje blijkt na zoveel jaren nog steeds het aaltje te zijn dat de meeste economische schade in het gebied veroorzaakt. Op 41% van de percelen wordt een opbrengstverlies van 5% of meer geleden, op 30% van de percelen 10% of meer, op 22% van de percelen 15% of meer en op 14% van de percelen 20% of meer. Pratylenchus penetrans is duidelijk schadelijk bij aanwezigheid en kan zich goed handhaven op tussengewassen. Volgens de TBM-data is echter zowel het aantal als de zwaarte van de besmettingen met Pratylenchus penetrans gestaag gedaald in de beschikbare waarnemingsjaren. Omdat hiervoor geen aanwijsbare verklaring kon worden gevonden, worden ook de data van de volgende TBM-bemonstering, uitgevoerd na de oogst 2002, in het kader van het Agrobiokonprogramma geanalyseerd. De beschikbare kennis betreffende trichodoriden blijkt momenteel duidelijk te gering om een gefundeerd advies over dit aaltje te geven. Gezien echter het besmette oppervlak, bijna 70% van de percelen, en de geluiden uit de praktijk is het niet verstandig om dit aaltje te negeren.