De ontwikkelingen rond teeltoptimalisatie, waaronder op de markt komende sensoren en diensten voor gedetailleerde bodemkartering, zijn aanleiding geweest voor het Productschap Akkerbouw (PA) om opdracht te geven aan het Hilbrandslaboratorium voor Bodemziekten (HLB) en BLGG AgroXpertus voor onderzoek naar de bruikbaarheid van genoemde diensten en sensoren voor de praktische landbouw, en dan vooral als instrument voor precisiebemesting. Nadrukkelijk moest bij de uitvoering van deze evaluatie ook een viertal praktijkbedrijven verspreid over Nederland worden betrokken.
Het onderzoek heeft heel veel informatie opgeleverd; zowel over de praktische waarde van sensoren en diensten als over (technische) problemen en verbeterpunten.
In het eerste seizoen is vooral gekeken naar gedetailleerde bodembemonstering via sensoren en is er een inventarisatie gemaakt van de aangeboden diensten en sensorsystemen. In het tweede seizoen 2008-2009 is een viertal bemestingsmethoden met elkaar vergeleken: 1) plaatsspecifieke bemonstering op bodemstikstof, 2) satellietgebaseerde remote sensingbeelden (CropView, MijnAkker), 3) sensingdata verkregen met trekker/werktuig-gebaseerde sensoren en 4) verschillen in bodemprofiel (De Mol, EM38). Daarnaast waren op een paar percelen verschillende stikstofbemestingsniveaus aangebracht ter evaluatie. Uit dit onderzoek bleek er geen behandeling te zijn die een eenduidige positief effect op de opbrengst opleverde. Soms waren effecten positief, soms negatief.
In het teeltseizoen 2009-2010 is besloten om de N-bemesting tot één benadering te beperken, nl. op remote- en nearsensing gebaseerde systemen op de trekker van de telers. Daarnaast zijn de resultaten van de sensoren op de trekker vergeleken met resultaten van remote sensing via satellieten. De plaatsspecifieke N-bemestingsstrategie heeft in het seizoen 2010 goed uitgewerkt. Met compenseren van achterblijvende groei is er kunstmest bespaard, bij stimuleren van een goede gewasontwikkeling is er een opbrengstverhoging geconstateerd. De NDVI en individuele bodemparameters bleken op zichzelf geen of zelden een goede voorspeller van de eindopbrengst te zijn. De relatie tussen remote sensing-opnamen en eigen sensorwaarnemingen was redelijk goed.